De maaihoogte instellen
Met de maaihoogtehendel stelt u het maaidek in op de
gewenste maaihoogte. De maaihoogte kan in zeven
standen worden gezet, van ongeveer 25 tot 102 mm.
Trek aan de maaihoogtehendel en zet deze in de
gewenste stand (Figuur 9).
1. Maaihoogtehendel
Motor starten
1. Neem plaats op de bestuurdersstoel.
2. Stel de parkeerrem in werking; zie Parkeerrem in
werking stellen.
Opmerking: De motor start alleen wanneer
u de parkeerrem in werking hebt gesteld of het
koppelings-/rempedaal helemaal ingetrapt houdt.
3. Zet de rijsnelheidshendel in de neutraalstand
(Figuur 10).
Figuur 10
1. Rijsnelheidshendel
4. Schakel de aftakas uit (Figuur 8).
5. Zet de gashendel op Choke (Figuur 11).
Figuur 9
1. Choke
2. Snel
Opmerking: Als de motor heeft gelopen en warm
is, hoeft u stap 5 niet uit te voeren.
6. Draai het contactsleuteltje naar rechts en houd het
sleuteltje op Start (Figuur 12). Laat het sleuteltje los
zodra de motor aanslaat.
1. START
2. AAN
Belangrijk: Als de motor na 30 seconden
continu starten niet aanslaat, moet u het
contactsleuteltje op UIT draaien en de
startmotor laten afkoelen; zie Storingen,
Oorzaak en Remedie.
7. Zodra de motor start, zet u de gashendel langzaam
op Snel (Figuur 11). Als de motor afslaat of hapert,
moet u de gashendel enkele seconden op Choke
zetten en daarna weer op Snel zetten. Herhaal dit
indien nodig.
Motor afzetten
1. Zet de gashendel op LANGZAAM (Figuur 11).
2. Draai het contactsleuteltje op UIT (Figuur 12).
3. Verwijder het contactsleuteltje.
12
Figuur 11
3. Langzaam
4. Gashendel
Figuur 12
3. UIT