[Densiteit]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Pas bij het afdrukken de gebruikte tonerdichtheid aan.
Voor een nauwkeurigere instelling kunt u het niveau van de drie dichtheidgedeeltes aanpassen in [Densiteit
(fijnaanpassing)].
* Let op: u kunt de tonerdichtheid niet aanpassen als [Tonerbesparing] is ingesteld op [Aan].
[Tonerbesparing](P. 483)
* [Densiteit] verschijnt niet bij sommige modellen, geïnstalleerde opties, en andere instellingen.
[Densiteit]
17 niveaus
[Densiteit (fijnaanpassing)]
[Hoog]/[Medium]/[Laag]
17 niveaus
[Tonerbesparing]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Geef op of tonerbesparing wordt nagestreefd tijdens het afdrukken.
Geef in deze opstelling [Aan] op als u uitsluitend de indeling of andere afwerking wilt controleren voordat het
feitelijke afdrukken begint, bijvoorbeeld vóór een erg grote opdracht.
[Uit]
[Aan]
[Beeldverfijning]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Geef aan of de vloeibewerking moet worden uitgevoerd, waardoor contouren van tekens of diagrammen
vloeiend kunnen worden afgedrukt.
[Uit]
[Aan]
[Resolutie]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
Om met een hogere resolutie af te drukken, geeft u in deze opstelling [1200 dpi] op.
[1200 dpi]
[600
dpi]
[Lay-out]
[Menu]
[Functie-instellingen]
Geef de richting of marge van de rug op, en de afdrukpositie.
Onderdelen van het Menu Instellingen
[Printer]
[Printerinstellingen]
[Printer]
[Printerinstellingen]
[Printer]
[Printerinstellingen]
[Printer]
[Printerinstellingen]
[Printer]
[Printerinstellingen]
483
[Afdrukkwaliteit]
[Afdrukkwaliteit]
[Afdrukkwaliteit]
[Afdrukkwaliteit]