6 - BESTURINGSSYSTEEM BEDIENING
6.13 - Vrije koeling van droge koeler (DCFC)
30RB/30RBP-koelers en 30RQ/RQP-warmtepompen kunnen
gecombineerd worden met een droge koeler die het energieverbruik
verlaagt om energie en kosten te besparen.
Door de installatie van een droge koeler is "vrije koeling" mogelijk
- een methode waarbij lage buitenluchttemperatuur wordt gebruikt
voor het koelen van water dat later wordt gebruikt in het
airconditioningssysteem. Het systeem is het meest effectief als
de buitenluchttemperatuur lager is dan 0°C (32°F).
Dit "droge koeler vrije koeling" bedrijfstype is mogelijk als de
buitenluchttemperatuur ("BLT vrije koeling") lager is dan de
temperatuur van het watersysteem en de geconfigureerde
startdrempelwaarde.
OPMERKING: de temperatuur van het watersysteem van de
droge koeler en de buitenluchttemperatuur voor de vrije koeling
die de regeling meet zijn alleen-lezen waarden die u kunt
controleren in het DC vrije koeling statusmenu (DCFC_STA).
D e r e g e l i n g m a a k t o n d e r s c h e i d t u s s e n t w e e t y p e n
ventilatorregelingen voor de optie van een vrije koeling van de
droge koeler waarbij het eerste type gebruikmaakt van ventilator
trappen en het tweede type een toerengeregelde ventilator gebruikt.
Ook kan een gemengde configuratie worden gebruikt (aansturing
van vast en variabel toerental ventilatoren).
Het droge koeler vrije koeling bedrijfstype stopt indien de
buitenluchttemperatuur (BLT vrije koeling) hoger is dan de
temperatuur van het watersysteem en de geconfigureerde
startdrempelwaarde. Als echter is gebleken dat de koelcapaciteit
van de droge koeler onvoldoende is om het koelingssetpunt te
bereiken, dan wordt de mechanische koeling dan gestart (als de
capaciteit van de vrije koeling 100% is, kan de mechanische
koeling worden gestart).
6.14 - Lekdetectie van gasvormig koudemiddel
optie
De regeling maakt de lekdetectie van koudemiddel mogelijk. Twee
extra sensoren die de koudemiddelconcentratie in de lucht
detecteren, moeten worden gemonteerd op het apparaat.
Als een van deze sensoren langer dan één uur een abnormaal
koudemiddelniveau detecteert (tijd ingesteld door servicetechnicus),
wordt het alarm geactiveerd maar blijft het apparaat werken.
6.15 - Optie desuperheater
30RB/RQ/RBP/RQP-eenheden kunnen zijn uitgerust met een
desuperheater die een beter energie management mogelijk maakt.
De desuperheater wordt gebruikt om de hoge druk, hoge
temperatuur warmte aan het koudemiddel te onttrekken om die te
"desuperheaten" naar een koudemiddel met een lagere druk.
De damp die de desuperheater in gaat is niet volledig gecondenseerd;
en daarom moet de koudemiddeldamp naar een tweede
warmtewisselaar worden gevoerd waar het condensatieproces
plaatsvindt.
Let erop dat de desuperheater wordt ingeschakeld als het
vraagcontact van de desuperheater wordt gesloten. Voor
apparaten met de optie voor energiebeheermodule is er ook een
uitgang die wordt gebruikt om een desuperheaterpomp aan te
sturen.
Minimale condensatiesetpoint instellen
1. Ga naar het hoofdmenu.
2. Selecteer Setpoint Configuration (SETPOINT) (Setpoint
configuratie).
3. Stel Desuperheat Min SCT [min_sct] (Desuperheat min SCT) in.
Desuperheat Min SCT [min_sct] (Desuperheat min SCT)
24 tot 50°C
40°C
75 tot 122°F
104°F
50
6.16 - Warmteterugwinning (optie 50)
Warmteterugwinning is een methode voor het gebruiken van
energie die normaliter het systeem verlaat in de vorm van
afvalwarmte bij de condensor. Koelmachines met de
warmteterugwinoptie hebben twee condensors (een luchtgekoelde
condensor die is ingesteld als standaard en een watergekoelde
condensor die wordt gebruikt voor de warmteterugwinning).
Het toevoegen van de warmteterugwinningscondensor (BPHE)
aan de unit kan het energieverbruik aanmerkelijk verminderen bij
maximale efficiëntie van de koelmachine.
De koelmachine met warmteterugwinning wekt hoge druk
koudemiddel op in de condensor waardoor condensorwater met
een hogere temperatuur kan worden geproduceerd. Wanneer de
warmteterugwinningsmodus actief is, zal de WTW-condensor
warm water genereren dat wordt gebruikt in het warmwatersysteem
van de klant.
De koelmachine kan schakelen naar de warmteterugwinningsmodus
wanneer:
■ De HR-optie is ingesteld op ("Terugwinningsselectie" is
ingesteld op "yes" in de tabel RECLAIM of de HR-schakelaar
is gesloten in de modus bediening op afstand)
■ H R - r e g e l i n g w a t e r t e m p e r a t u u r l i c h t o n d e r h e t
warmteterugwinningssetpoint (ingesteld in tabel RECLAIM)
met een offset van 0,5 K.
De driewegklep warmteterugwinning regelt het warmwatersysteem
gebaseerd op een PID-algoritme. Indien nodig wordt de
ventilatorsnelheid aangepast om het warmteterugwinningssetpoint
te bereiken. Wanneer de "Eco"-modus is ingeschakeld worden
ventilatoren niet gebruikt waardoor extra energie wordt bespaard.
Houd er rekening mee dat de driewegklep kan worden vervangen
door een toerengeregelde pomp, dus geregeld met het PID-
algoritme. Echter in dat geval kan de warmteterugwinningsregeling
alleen worden gebaseerd op de intredewatertemperatuur.
Wanneer in de luchtgekoelde modus de uittredetemperatuur van
het water (HR_LWT) hoger is dan 75 °C (167 °F), waarborgen de
driewegklep of de door het PID-algoritme geregelde
toerengeregelde pomp een minimum waterdebiet in de
warmtewisselaars waardoor koken wordt voorkomen. Het is
daarom noodzakelijk de constante afvoer van de warmte te
waarborgen die wordt overgedragen aan het hydraulisch circuit.
Wanneer warmteterugwinning niet wordt gebruikt en de
buitenluchttemperatuur laag is, zorgt de regeling voor een
vorstbeveiliging door de driewegklep in de minimale stand te
openen of de toerengeregelde pomp op minimaal toerental te
laten werken. Dit waarborgt een minimaal debiet in de
warmtewisselaar.
Voor WTW-koelmachines die werken op water, kan de regelaar
de optionele WTW-condensorverwarming inschakelen (optie 41C)
om een vorstbeveiliging te realiseren waar nodig.