6 - BESTURINGSSYSTEEM BEDIENING
6.4 - Hulpverwarming
3 0 R B / R B P - e e n h e d e n k u n n e n z i j n u i t g e r u s t m e t e e n
verwarmingsketel waarmee de eenheid indien nodig kan werken
in de verwarmingsmodus. De ketel is alleen actief als de eenheid
in de verwarmingsmodus is.
30RQ/RQP-warmtepompen kunnen zijn uitgerust met een
verwarmingsketel of elektrische verwarmingselementen. De ketel
wordt gebruikt als vervangende verwarming als mechanische
verwarming niet mogelijk is vanwege een lage buitentemperatuur.
De elektrische verwarmingselementen kunnen worden
ingeschakeld om te voldoen aan de vraag naar verwarming als
de mechanische verwarming onvoldoende is.
6.4.1 - Regeling ketel
De ketel wordt geactiveerd als de buitenluchttemperatuur (BLT)
lager is dan de door de gebruiker geconfigureerde drempel van
de buitentemperatuur voor de ketel. Deze is standaard ingesteld
op -10°C (14°F).
De grenswaarde voor de buitenluchttemperatuur instellen
voor de verwarmingsketel
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Backup Configuration (BACKUP) (Backup
configuratie).
3. Stel Boiler BLT Threshold [boil_th] (Ketel BLT drempel) in.
Boiler BLT Threshold [boil_th] (Ketel BLT drempel)
-15 tot 15°C
-10°C
5 tot 59°F
14°F
6.4.2 - Regeling elektrische verwarming
De elektrische verwarmingstrappen kunnen worden geactiveerd
als aanvullende verwarming als de BLT lager is dan de door de
gebruiker gedefinieerde BLT voor de elektrische verwarming. Deze
is standaard ingesteld op 5°C (41°F).
De elektrische verwarming is toegestaan indien:
■ De eenheid werkt op 100% capaciteit.
■ De elektrische afschakeltijd is verstreken [ehs_pull].
■ D e
b u i t e n l u c h t t e m p e r a t u u r
buitenluchttemperatuurdrempel [ehs_th].
Er zijn vier elektrische verwarmingstrappen, waarbij de laatste
elektrische verwarmingstrap wordt gebruikt als back-up als de
eenheid door een storing niet werkt.
Elektrische verwarmingstrap BLT drempel instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Backup Configuration (BACKUP) (Backup
configuratie).
3. Stel Elec Stage OAT Threshold [ehs_th] in.
Elec Stage BLT Threshold [ehs_th] (Elektr. trap BLT drempel)
-5 tot 21°C
5°C
23 tot 70°F
41°F
BELANGRIJK: elektrische verwarming is niet toegestaan als
de capaciteitsbegrenzing actief is op het apparaat.
6.5 - Pompregeling
De regeling kan een of twee gekoeldwaterpompen aansturen,
door de aan/uit-status en toerental van elke pomp te bepalen.
Beide pompen kunnen niet tegelijkertijd lopen. De pomp wordt
ingeschakeld wanneer deze optie is geconfigureerd en wanneer
de eenheid loopt.
De pomp wordt uitgeschakeld wanneer de eenheid uitgeschakeld
wordt vanwege een alarm, tenzij de fout een vorstbeveiligingsfout is.
De pomp kan worden gestart bij bepaalde bedrijfsomstandigheden,
wanneer het verwarmingselement van de warmtewisselaar actief is.
Als de pomp een storing heeft en er een tweede pomp beschikbaar
is, wordt de eenheid gestopt en opnieuw gestart met de tweede
pomp. Als er geen pomp beschikbaar is, wordt de eenheid
uitgeschakeld.
De configuratie-opties kunnen verschillen naar gelang het
beschikbare aantal en type van de pompen (pompen met een vast
of een variabel toerental).
6.5.1 - Pompen met variabele toerentalregeling
30RB/30RBP-koelmachines en 30RQ/RQP-warmtepompen
kunnen worden uitgevoerd met een of twee pompen met variabel
toerental.
Pompen met een variabel toerental geven de mogelijkheid tot het
besparen van de energiekosten, zorgen voor een nauwkeurige
regeling van het waterdebiet en verbeteren de algehele prestaties
van het systeem. De frequentieregelaar regelt continu het
waterdebiet om het stroomverbruik van de pomp bij vollast en
deellast te minimaliseren.
De volgende waterdebietregelingen zijn mogelijk:
■ Vaste toerentalregeling (de regeling garandeert een constant
■ Regeling van het waterdebiet op basis van constant drukverschil
■ Regeling van het waterdebiet op basis van een constant
Pompen met een vast toerental kunnen lagedruk of hogedruk
i s
l a g e r
d a n
d e
pompen zijn, terwijl pompen met een variabel toerental altijd
hogedruk pompen zijn.
6.5.2 - Configuratie van de pompen
De regeling kan de geïntegreerde constant toeren of variabel
toeren pompen aansturen, evenals extern geplaatste pompen.
Pompen met variabel toerental kunnen ook worden geconfigureerd
als pompen met vast toerental (zie ook hoofdstuk 6.5.1).
De basis pompconfiguratie kan worden uitgevoerd via het
Configuratiemenu (PUMPCONF – Pompconfiguratie). Alleen
ingelogde gebruikers hebben toegang tot het menu. De eenheid
moet worden gestopt.
BELANGRIJK: de configuratie van het pomptoerental mag
alleen door de Carrier-service worden uitgevoerd.
Pompvolgorde instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer Pump Configuration (PUMPCONF) (Configuratie
3. Stet Pumps Sequence [pump_seq] (Pompvolgorde) in.
Pumps Sequence [pump_seq] (Pompvolgorde)
0
1
2
3
4
pomptoerental op basis van de compressorcapaciteit).
(de regeling werkt voortdurend aan het toerental van de pomp
om een constant drukverschil te garanderen).
temperatuurverschil over de waterwarmtewisselaar.
pomp).
Geen pomp
Slechts één pomp
Twee pompen automatisch
Pomp nr. 1 handmatig
Pomp nr. 2 handmatig
45