1 - VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
1.1 - Veiligheidsrichtlijnen
Het installeren van, het opstarten van en het uitvoeren van
onderhoud aan apparatuur kan gevaarlijk zijn als geen rekening
wordt gehouden met bepaalde eigenschappen van de installatie:
bedrijfsdrukken, elektrische onderdelen, spanningen en de plaats
van de installatie (verhoogde vloeren en opbouwconstructies).
Alleen gekwalificeerde monteurs en volledig getrainde technici
mogen de apparatuur installeren en opstarten.
Alle instructies en aanbevelingen in de onderhoudsgids, de
installatiehandleiding en de bedieningshandleiding en op de op
de apparatuur, componenten en andere, afzonderlijk, geleverde
onderdelen dienen te worden gelezen, begrepen en opgevolgd.
Het niet opvolgen van de door de fabrikant gegeven instructies
kan resulteren in letsel of schade aan het product.
■ Volg alle lokale veiligheidsvoorschriften.
■ Draag een veiligheidsbril en werkhandschoenen.
■ Gebruik het juiste gereedschap om zware voorwerpen te
verplaatsen.
■ Verplaats eenheden voorzichtig en zet ze zachtjes neer.
OPGELET: Alleen gekwalificeerde servicetechnici mogen de
apparatuur installeren en onderhouden.
2 - OVERZICHT VAN DE REGELING
2.1 - Regelsysteem
De 30RB/RBP-koelmachines en 30RQ/RQP-warmtepompen zijn uitgerust
met een SmartVu
TM
-regeling die gebruikt wordt als gebruikersinterface
en voor het configureren van communicerende Carrier-apparaten. De
geavanceerde SmartVu
-regeling is voorzien van webconnectiviteit.
TM
De 30RB/RQ-eenheden gebruiken meestal ventilatoren met een vast
toerental en de 30RBP/RQP-eenheden gebruiken ventilatoren met een
variabel toerental. Ventilatoren met een variabel toerental verminderen
het energieverbruik van de eenheid tijdens bezette en onbezette periodes,
zorgen voor de regeling van de juiste condensatie- of zuigdruk en een
rustige ventilatorstart.
Voor 30RB/RBP-koelers en 30RQ/RQP-warmtepompen kan het systeem
pompen aansturen met een vast of variabel toerental met een
hydromodule.
BELANGRIJK: dit document kan verwijzen naar optionele onderdelen
en bepaalde functies, opties of accessoires die niet beschikbaar zijn
voor de specifieke eenheid.
2.2 - Systeemfuncties
Het systeem regelt het opstarten van de compressoren die nodig zijn om
de gewenste in- en uittredetemperatuur van het water van de
warmtewisselaar te handhaven. Het beheert voortdurend de werking van
de ventilatoren om de juiste koudemiddeldruk in elke circuit te behouden
en het houdt toezicht op de beveiligingen die de eenheid beschermen
tegen uitval en een optimale werking verzekeren.
SmartVu
regelsysteem:
TM
■ Laat gebruikers de eenheid regelen via de SmartVu
gebruikersinterface
■ Biedt webconnectiviteit technologie
■ Inclusief de trending functionaliteit
■ Ondersteunt Carrier Connected Services (connectiviteit op afstand,
alarmmelding, toegang op afstand, automatische rapportage van de
prestaties en werking, technisch advies)
■ Ondersteunt Carrier Advanced Plant System Manager voor meerdere
koelmachines/warmtepompen
■ Geeft directe BMS-integratiemogelijkheden (CCN RS485, ModBus
RS485 optie LON-optie, BACnet IP-optie)
1.2 - Veiligheidsmaatregelen
Alleen personeel dat gekwalificeerd is volgens de richtlijnen van
de IEC (IEC = International Electrotechnical Commission) mag
toegang krijgen tot de elektrische componenten.
Met name moeten alle stroombronnen naar de eenheid worden
uitgeschakeld voordat met de werkzaamheden wordt begonnen.
Schakel de hoofdvoeding uit bij de hoofdschakelaar of -scheider.
BELANGRIJK: de apparatuur ontvangt en verzendt
elektromagnetische signalen. Tests hebben uitgewezen dat
de apparatuur aan alle van toepassing zijnde voorschriften
voldoet betreffende elektromagnetische compatibiliteit.
GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE! Zelfs als de hoofdschakelaar
uit is geschakeld, kan er nog steeds spanning staan op
bepaalde circuits omdat deze mogelijk op een afzonderlijke
stroombron zijn aangesloten.
GEVAAR VOOR BRANDWONDEN! Door elektrische stromen
kunnen onderdelen warm worden. Ga voorzichtig om met
stroomleidingen, elektrische kabels en goten, afdekpanelen
van schakelkasten en motorbehuizingen.
2.3 - Bedrijfstypes
De regeling kan in drie onafhankelijke bedrijfstypes werken:
■ Lokaal type: de eenheid wordt geregeld door opdrachten vanaf de
gebruikersinterface.
■ Bediening op afstand: de eenheid wordt geregeld door potentiaalvrije
contacten.
■ Netwerktype: het apparaat wordt geregeld door opdrachten vanaf
het netwerk (CCN, BACnet, Modbus TCP/IP, Modbus RTU). De
datacommunicatiekabel wordt gebruikt om de eenheid aan te sluiten
op de CCN-communicatiebus.
Wanneer de regelaar autonoom werkt (lokaal of extern), behoudt deze
alle regelmogelijkheden, maar biedt geen functies van het netwerk.
OPGELET: Noodstop! Door de netwerknoodstopopdracht wordt de
eenheid gestopt, ongeacht het actieve bedrijfstype.
-
TM
5