Laat kinderen of personen die niet gewoon zijn om met sproeimiddelen om te gaan, deze middelen nooit
gebruiken.
Bij het vervangen van het sproeimiddel moet de sproeimiddeltank worden gereinigd. Gebruik de
motoraangedreven hogedrukspuit na het reinigen van de sproeimiddeltank, eerst met zuiver water, alvorens er
het nieuwe sproeimiddel in te gieten. Zo spoelt u restanten uit het pompsysteem en de slangen. En u vermijdt
hiermee eventuele chemische reacties.
Gebruik de hogedrukspuit niet in kleine of gesloten ruimten - Gevaar voor vergiftiging door sproeimiddel en
uitlaatgassen. Motoraangedreven pesticidespuiten mogen in serres bijvoorbeeld alleen worden gebruikt,
wanneer er voldoende luchttoevoer resp. -afvoer is. De behandelde serres moeten worden gemarkeerd. Het is
aanbevolen deze opnieuw te betreden na grondige verluchting.
Na de werkzaamheden maakt u de machine volgens de instructies in hoofdstuk 10.3 "De sproeimiddeltank
aftappen en reinigen" klaar om op te bergen; was uw gezicht en handen grondig met water en zeep, trek uw
werkkleding uit en was ze regelmatig.
Restanten van pesticiden kunnen aanleiding geven tot corrosie en bijgevolg schade aan de machine. Bijzondere
aandacht verdienen de slijtageonderdelen zoals sproeier, filter en pakkingen.
1.3 Werkkleding
Draag bij het gebruik van deze machine de reglementaire kleding en veiligheidsuitrusting.
Draag aangepaste veiligheidskleding die het volledige lichaam beschermt (handbescherming,
hoofdbescherming, voetbescherming, lichaamsbescherming - b.v. rubberschorten, evt.
ademhalingsbescherming).
De kleding moet praktisch zijn, d.w.z. nauwsluitend, maar niet hinderlijk.
Draag geen sjaal, das, sieraden noch kledingsstukken die achter struikgewas of de takken kunnen blijven haken.
Draag stevige schoenen met profielzolen - idealiter veiligheidsschoenen.
Draag veiligheidshandschoenen met slipvrij handvlak.
Gebruik persoonlijke oorbeschermers en oogbescherming (b.v. veiligheidsbril) als bescherming tegen
sproeimiddelen en tegen voorwerpen die omhoog worden geslingerd.
Bij werkzaamheden in dichte, hoge beplantingen, in goed verluchte serres en bij gebruik van gevaarlijk
sproeimiddelen moet u steeds een ademhalingsmasker dragen.
Werkkleding die doorweekt is van sproeimiddelen of brandstof moet u onmiddellijk vervangen.
1.4 Tijdens het transport van het apparaat
Zet tijdens het transport altijd de motor af!
Om schade te voorkomen en rekening houdend met de mogelijke gevaren in het wegverkeer moet de machine
voor transport in voertuigen worden vastgeriemd, zodat ze niet kan kantelen of in het rond vliegen.
Zorg dat de brandstof of het sproeimiddel niet kunnen lekken. Controleer de sproeimiddeltank, de pomp, de
brandstoftank en alle sproeistof- en brandstofvoerende slangen en buizen op lekken. Maak de machine het best
vóór het transport klaar volgens de instructies in hoofdstuk 10.3 "De sproeimiddeltank aftappen en reinigen"
om het te transporteren.
1.5 Tijdens het tanken
Benzine is extreem gemakkelijk ontvlambaar. Blijf weg van open vuur en mors geen brandstof. Rook
niet op de werkplek en op de plaats van het tanken!
Vóór het tanken moet de motor steeds worden afgezet.
Wanneer de motor nog warm is, mag er niet worden bijgetankt - brandgevaar!
De tankdop altijd voorzichtig openen, zodat de bestaande overdruk langzaam kan dalen en er geen brandstof
uitspuit.
Brandstofdampen niet inademen.
Uitsluitend op goed geventileerde plaatsen tanken.
Let erop dat er geen brandstof of olie in de grond terechtkomt (milieubescherming). Geschikte onderlegger
gebruiken.
Als er brandstof is gemorst, moet het apparaat onmiddellijk worden schoongemaakt. Als de kleding vuil is, dient
u ze onmiddellijk te verwisselen.
De tankdop altijd stevig vastdraaien. U verkleint hiermee het risico dat door de motorvibratie de tankdop
loskomt en er brandstof naar buiten komt.
Let op lekkages. Niet starten en werken als er brandstof uitloopt. Er bestaat levensgevaar door verbrandingen!
Bewaar brandstoffen en olie uitsluitend in voorgeschreven en van het juiste opschrift voorziene vaten.
Veiligheidsvoorschriften
NEDERLANDS
5