draaien. De manometer (16) op de
bedieningshendel (15) dient ter controle.
Neem ook de aanwijzingen in hoofdstuk 9.2
"Drukregeling" in acht.
N.B.
Werk niet in het sleepbereik van de koppeling.
Verhoog na instelling van de sproeidruk op de
drukregelaar eventueel het toerental van de
motor met behulp van de gashendel.
De volgende aanwijzingen zijn bedoeld om de
levensduur van de startkabel en het
startmechanisme te verhogen:
Trek de kabel steeds met een rechtlijnige
beweging uit.
Laat de kabel niet over de rand van het
kabeloog slepen.
Trek de kabel niet volledig uit - Gevaar voor
breuk van de kabel.
Geleid de startgreep steeds terug naar de
uitgangspositie - laat hem niet terugschieten.
Een beschadigde startkabel kan door de vakman
worden vervangen.
8.3 Wanneer de motor niet aanslaat:
Als de motor na verschillende startpogingen niet
aanslaat, gaat u na of alle hierboven beschreven
instellingen correct zijn, meer bepaald of de
stopschakelaar niet in de stand "STOP" staat.
Start nogmaals. Als de motor nog steeds niet
start, is de verbrandingskamer reeds te ver
gevuld met vet.
In dit geval adviseren wij:
Verwijder de bougieafdekking.
Trek de bougiestekker daaronder uit.
Schroef de bougie uit en droog hem goed af.
Plaats de gasregelhendel in de bovenste
stand (volgasstand) en trek de startgreep
voor de verluchting van de
verbrandingskamer verschillende keren door.
Plaats de gasregelhendel opnieuw in de
onderste stand (stationair toerental), schroef
de bougie weer in, sluit de kabelaansluiting
van de bougie aan en plaats de
bougieafdekking terug.
Start met de chokehendel (1) in de onderste
stand.
Motor starten / motor afzetten
8.4 Motor afzetten:
Fig. 9
Houd de stopknop (9) ingedrukt tot de motor
volledig stil ligt.
NEDERLANDS
13