Elektrische installatie
6.4 Motoraansluiting
①
②
③
Beeld 6-1
● Schakel de transformator T4 bij kastapparaten over op de juiste netspanning.
6.4
Motoraansluiting
6.4.1
Motorselectie
Voor uw omvormer kunt u gebruik maken van asynchrone of synchrone draaistroommotoren.
Het is toegestaan om meerdere motoren gelijktijdig te gebruiken.
● De som van de motorvermogens mag niet groter zijn dan het omvormervermogen. Het is
● Houd er bij het bepalen van de motoren rekening mee dat door een niet-sinusvormige
● Houd er rekening mee dat een motor zonder externe ventilatie bij toerentallen onder het
● Raadpleeg bij gebruik van motoren van Loher het resp. omvormervermogen in de lijst
86
Overbruggingen voor de instellingen van de nominale spanning
Klemmen 101 en 102 voor externe stuurspanning
Klem voor het instellen van de stuurspanning
● Weergave zoals op de afbeelding: Voorziening achter
● Kabel aangesloten op stekkerX200 : Voeding via de klemmen 101 en 102
Overbruggingen en klemmen op de omvormer
niet toegestaan om kleinere en grotere motoren parallel op één omvormer te gebruiken.
motorstroom, extra verliezen in de motor kunnen ontstaan.
nominale toerental minder gekoeld wordt. Overleg daarom met de fabrikant voor de keuze
van de motoren.
"UN03/UN04 Drehstrommotoren für drehzahlverstellbare Antriebe".
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07
Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008