Bediening
8.6 Bijzondere functies
Beeld 8-26
Veronderstelling: De sensor geeft vier impulsen per omwenteling bij een vierpolige motor,
nmax = 1.500 RPM.
Het volgende dient in acht te worden genomen:
Dit toerental staat als "Tacho act" van 0 RPM tot 1.500 RPM en als "Pulse act" van 0% tot
100% beschikbaar voor verdere verwerking.
● Aansluiting volgens schema De ingangen –X2:27 en –X2:29 zijn vrij te gebruiken. Bit
● Controleer of bij f ≠ 20 kHz:
Kies de volgende waarden voor de resp. parameter:
Tabel 8-9
Parameters
"P-PULSE INPUT/Mode"
"P-PULSE INPUT/Max-plse."
"P-PULSE INPUT/Pulses/360"
Stel de volgende parameters in wanneer voor verdere verwerking een frequentiewaarde
benodigd is:
Tabel 8-10
Parameters
"P-PULSE INPUT/Mode"
"P-PULSE INPUT/Max-plse."
"P-PULSE INPUT/Pulses/360"
De frequentie staat als "Freq.act." van 0 Hz tot 100 Hz en als "Pulse act." van 0% tot 100%
beschikbaar voor verdere verwerking.
Er kan geen gebruik worden gemaakt van NPN-sensoren.
144
NAMUR-toerentalsensor
"X2:28" is vast op 0, "PTC X2:28" is vast op 1 gezet.
1.500 RPM / 60 s × 4 impulsen = 100 Hz.
Parameterinstelling voor de toerentalsensor
Parameterinstelling voor toerentalsensor met frequentiewaarde
Waarde
"Tacho 1-track"
"1.500 RPM"
"4"
Waarde
"f < 20 kHz"
"100 Hz"
"4"
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07
Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008