Elektrische installatie
6.1
Omvormer beveiligen
Bij het beveiligen van de omvormer kunnen twee situaties worden onderscheiden.
Procedure wanneer de motor ongeveer zo groot is als de omvormer (Imot>=0,5 * Ifu)
● Beveilig de omvormer tegen kortsluiting.
● De waarde van de zekering vindt u in de technische gegevens resp. op het typeplaatje.
● Breng voor de omvormer een aardlek- of een vermogensschakelaar aan.
● Neem voor de vermogensschakelaar een thermische schakelaar met een waarde van de
Procedure wanneer de motor aanzienlijk kleiner is dan de omvormer (Imot<0,5 * Ifu)
● Beveilig de omvormer tegen kortsluiting.
● Bepaal de waarde van de zekering als volgt: Isich<2*Imot. Maak gebruik van de
● Stel de parameters van de omvormer P-INVERTER DATA/I contin.maximaal in op deze
● Breng voor de omvormer een aardlek- of een vermogensschakelaar aan.
● Neem voor de vermogensschakelaar een thermische schakelaar met een waarde van de
Montage- en bedieningshandleiding typereeks T05/06/07
Montage- en bedieningshandboek, 07/2010, 4BS0535-008
1,2-voudige ingangsstroom van de omvormer volgens het typeplaatje en voor een
magnetische aardlekschakelaar de kleinst mogelijke waarde, echter niet lager dan de 1,5-
voudige waarde van de thermische zekering.
– Maak uitsluitend gebruik van een niet-tijdselectieve vermogensschakelaar.
– De uitschakeltijd van de vermogensschakelaar bij kortsluiting moet kleiner zijn dan 8 ms.
eerstvolgende, kleinere zekeringswaarde dan uit deze berekening volgt.
zekeringswaarde.
2-voudige ingangsstroom van de omvormer volgens het typeplaatje en voor een
magnetische aardlekschakelaar de kleinst mogelijke waarde, echter niet lager dan de 1,5-
voudige waarde van de thermische zekering.
– Maak uitsluitend gebruik van een niet-tijdselectieve vermogensschakelaar.
– De uitschakeltijd van de vermogensschakelaar bij kortsluiting moet kleiner zijn dan 8 ms.
6
81