6.4
Start van de brander
Sluit de thermostaten/drukschakelaars en controleer of de signa-
lering 2)(Afb. 6 op pag. 14) oplicht.
Positioneer de keuzeschakelaar 1)(Afb. 29) in positie "MAN".
Start van motor ventilator. De brander is niet voorzien van een
controlemechanisme van de sequentie van de fasen, waardoor
de rotatie van de motor niet correct zou kunnen zijn.
Wanneer de brander in werking wordt gesteld, moet u zich voor
de koelventilator van de motor ventilator stellen en controleren of
deze linksom of in de richting van de pijl draait zoals is aangeduid
op de afbeelding (beschrijving brander).
Als dit niet het geval mocht zijn:
plaats de schakelaar 1) van Afb. 29 in positie "OFF" en
wacht tot de controledoos de fase van de uitschakeling uit-
voert;
Schakel de stroomtoevoer naar de brander uit:
deze handeling moet uitgevoerd worden wanneer
de stroomtoevoer uitgeschakeld is;
GEVAAR
keer de fasen op de driefase voeding om;
herhaal de startprocedure.
6.5
Ontsteking van de brander
Nadat de eerder beschreven procedure is uitgevoerd, zou de
brander ingeschakeld moeten zijn.
Indien de motor start, maar de vlam verschijnt niet en de brander
wordt vergrendeld, moet ontgrendeld worden en moet gewacht
worden op een nieuwe poging om te starten.
De brander kent twee soorten vergrendelingen:
Vergrendeling van de brander: de brandende knop (rode
led) van de branderautomaat 2)(Afb. 6 op pag. 14) geeft aan
dat de veiligheidsstop van de brander ingeschakeld is.
Raadpleeg de diagnostiek van de controledoos voor de oor-
zaken van de vergrendeling. Druk om te ontgrendelen op de
drukknop 2)(Afb. 6 op pag. 14). Zie ontgrendeling controle-
doos.
6.6
Afstelling van de lucht / brandstof
De synchronisatie lucht/brandstof wordt uitgevoerd door een ser-
vomotor 1)(Afb. 30) die direct op de luchtklep is verbonden en via
een nok met variabel profiel 2) en stangetjes op de gassmoorklep
handelt.
LET OP!
BEWEGENDE DELEN
GEVAAR OP VERPLETTERING VAN DE LEDE-
MATEN
Het valt aan te raden, om lekken te beperken en een breed
ijkingsveld te hebben, om de servomotor aan het gebruikte maxi-
mumvermogen in te stellen, zo dicht mogelijk bij de maximum
opening (90°).
De partialisatie van de lucht in functie van het maximum verbran-
dingsdebiet gebeurt door de regeling van de branderkop te wijzi-
gen ("Afstelling van de branderkop" op pag. 22).
20075010
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
Controleer of de lampjes of de testers, aangeslo-
ten op de elektromagnetische kleppen, of de con-
trolelampjes op de elektromagnetische kleppen
zelf afwezigheid van spanning aangeven.
OPGELET
Geven deze spanning aan, stop dan de brander
onmiddellijk en controleer de elektrische verbin-
dingen.
20073937
Vergrendeling motor door ingreep thermisch relais: als
gevolg van een foute ijking van het thermische relais of een
probleem met de motor of de hoofdvoeding. Druk om te ont-
grendelen op de knop van het thermische relais, zie para-
graaf 4.15 op pag. 17.
In geval de brander niet wordt ingeschakeld, is het mogelijk dat
het gas de verbrandingskop niet bereikt binnen de veiligheidstijd
van 3 s. Verhoog dan het gasdebiet bij de ontsteking.
De U-vormige manometer geeft aan wanneer het gas de mof be-
reikt (Afb. 27).
Na de ontsteking moet de brander volledig afgesteld worden.
In de gassmoorklep wordt de brandstof gesmoord in functie van
het gevraagde potentieel, als de servomotor helemaal openstaat,
door middel van de drukstabilisator op de gasstraat.
20071254
28
NL
Afb. 29
Afb. 30