24
Sleutels, portieren en ruiten
● Alle portieren, de bagageruimte
en de tankklep worden met één
druk op c ontgrendeld.
● Alleen het bestuurdersportier en
de tankvulklep worden met één
druk op c ontgrendeld. Om alle
portieren te ontgrendelen, drukt u
tweemaal op c.
Selecteer de desbetreffende instel‐
ling in Instellingen, I Voertuig op het
Info-Display.
Info-Display 3 122.
Persoonlijke instellingen 3 129.
U kunt de instelling opslaan voor de
gebruikte sleutel. Opgeslagen instel‐
lingen 3 21.
Vergrendelen
Portieren, bagageruimte en tankklep
sluiten.
e indrukken.
Bij een niet goed gesloten bestuur‐
dersportier werkt de centrale vergren‐
deling niet.
Passief vergrendelen
Automatisch vergrendelen 3 26.
Bevestiging
De werking van de centrale vergren‐
deling wordt bevestigd door de alarm‐
knipperlichten. Een voorwaarde is dat
de instelling in de persoonlijke instel‐
lingen 3 129 is geactiveerd.
Centrale vergrendelingstoetsen
Vergrendel of ontgrendel alle portie‐
ren, de bagageruimte en de tankklep
vanuit het interieur met een schake‐
laar in het paneel van het bestuur‐
dersportier.
Druk op e om te ontgrendelen. De
LED in de toets licht op.
Druk op c om te ontgrendelen.
Bediening met de sleutel bij een
storing in de centrale
vergrendeling
Bij een storing, bijvoorbeeld omdat de
accu of de batterij van de elektroni‐
sche sleutel leeg is, kunt u het
bestuurdersportier met de sleutel‐
baard vergrendelen en ontgrendelen.
Druk op de knop op de elektronische
sleutel en trek de sleutelbaard eruit.
De slotcilinder in het bestuurderspor‐
tier wordt met een kap afgedekt.