208
Rijden en bediening
Selecteer op het Mid- en Uplevel-
display het menu Info met de stuur‐
wieltoetsen en druk op å om de Indi‐
catie afstand tot voorligger 3 114 te
selecteren.
De minimale aangegeven afstand is
0,5 seconde.
Als er geen voorligger is of als de
voorligger buiten bereik is, worden er
twee streepjes getoond: -.- sec.
Als de adaptieve cruise control actief
is, geeft deze pagina de instelling van
de waarschuwingsgevoeligheid in
plaats van de ingestelde afstand tot
de voorligger weer. 3 196.
Systeembeperkingen
In de volgende situaties zijn de pres‐
taties van de sensor indicatie afstand
tot voorligger beperkt:
● Rijden op bochtige of heuvelach‐
tige wegen.
● Bij 's nachts rijden.
● Door weersomstandigheden
beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De sensor is bedekt met sneeuw,
ijs, slijk, modder, vuil, schade aan
de voorruit of werkt slechter door
vreemde voorwerpen, bijv. stic‐
kers.
Actieve noodrem
De actieve noodrem kan helpen om
de schade en letsel door aanrijdingen
met voertuigen, voetgangers of
obstakels direct vóór de auto te
beperken, indien een aanrijding door
remmen of sturen niet langer kan
worden vermeden. Voordat de
actieve noodrem gaat werken, wordt
de bestuurder gewaarschuwd door
de frontaanrijdingswaarschuwing
3 205 of de voetgangersbescher‐
mingswaarschuwing vóór 3 212.
Deze functie maakt gebruik van input
uit vele bronnen (bijv. camerasensor,
radarsensor, remdruk, rijsnelheid) om
de waarschijnlijkheid van een frontale
aanrijding te berekenen.