Als de auto wordt gestart, lichten
beide displays in de buitenspiegels
kort op om aan te geven dat het
systeem operationeel is.
Als de auto met waarschuwing voor
wisselen van rijstrook is uitgerust
3 224, verschijnt het symbool F op
de spiegels.
Uitschakelen
U kunt de dodehoekwaarschuwing in
het menu Persoonlijke instellingen op
het Info-Display in- of uitschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 129.
Info-Display 3 122.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Detectiezones
De detectiezones beginnen bij de
achterbumper en strekken zich ong.
drie meter naar achteren en naar de
zijkanten uit. De zone ligt tussen
ongeveer een halve meter en
twee meter hoog, vanaf de grond.
Het systeem is gedeactiveerd als de
auto een aanhangwagen trekt of als
er een fietsendrager is geplaatst.
De dodehoekwaarschuwing is zoda‐
nig ontworpen dat deze stilstaande
voorwerpen zoals vangrails, lantaarn‐
palen, stoepranden, muren en balken
negeert. Geparkeerde voertuigen of
tegemoetkomende voertuigen
worden niet gedetecteerd.
Systeembeperkingen
Het kan soms voorkomen dat het
systeem geen signaal afgeeft, bij
natte weersomstandigheden zal dit
vaker optreden.
Rijden en bediening
Het systeem werkt wellicht niet goed
wanneer:
● De sensoren zijn bedekt met ijs,
sneeuw, modder, stickers,
magneten metalen plaatjes of
iets anders.
● Rijden in zware regenbuien.
● De auto een aanrijding heeft
gehad of als de zone rondom de
detectiesensor beschadigd of
niet goed gerepareerd is.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
● De auto een aanhangwagen trekt
In geval van een storing in het
systeem of als het systeem door tijde‐
lijke omstandigheden niet operatio‐
neel is, lichten de symbolen in de
spiegels permanent op en verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center. De hulp van een werk‐
plaats inroepen.
223