134
Verlichting
Afslagverlichting
In scherpe bochten of bij het afslaan,
afhankelijk van de stuuruitslag of de
richtingaanwijzer, wordt een extra
lamp links of rechts bijgeschakeld, die
de weg haaks op de rijrichting ver‐
licht. Wordt geactiveerd tot een snel‐
heid van 40 km/u.
Controlelamp f 3 111.
Achteruitrijfunctie
Wanneer u de achteruit inschakelt
terwijl de koplampen aanstaan, wor‐
den beide afslaglichten geactiveerd.
Deze blijven 20 seconden branden
nadat u de auto uit de achteruitver‐
snelling hebt gezet of tot u sneller dan
17 km/u vooruitrijdt.
Grootlichtassistentie
Deze functie maakt dat het
grootlicht 's avonds en wanneer
u sneller rijdt dan 40 km/u als hoofd‐
rijverlichting kan worden gebruikt.
Het dimlicht wordt ingeschakeld als:
■ de camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen
of voorliggers detecteert
■ de snelheid minder dan 20 km/u is
■ het mistig is of sneeuwt
■ rijden in stadsverkeer
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het sys‐
teem het grootlicht weer in.
Activering
De grootlichtassistentie wordt geacti‐
veerd door tweemaal op de keuze‐
hendel te drukken bij een snelheid
boven 40 km/u.
De groene controlelamp l brandt
continu wanneer de assistentie actief
is; de blauwe lamp 7 brandt bij inge‐
schakeld grootlicht.
Controlelamp l 3 111.
Deactivering
Druk eenmaal op de keuzehendel. De
functie wordt ook gedeactiveerd,
wanneer u de mistlampen voor in‐
schakelt.