96
Instrumenten en bedieningsorganen
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 192.
Startbeveiliging
d knippert geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 111.
Grootlicht
C brandt blauw.
Brandt wanneer het grootlicht aan is
of tijdens een lichtsignaal 3 112 of
wanneer het grootlicht aan is met
grootlichtassistentie of intelligent ver‐
lichtingssysteem 3 115.
Grootlichtassistentie
l brandt groen.
De grootlichtassistentie of het intelli‐
gent verlichtingssysteem is geacti‐
veerd 3 113, 3 115.
Adaptive Forward Lighting
f brandt of knippert geel.
Brandt
Storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert
Systeem overgeschakeld op symme‐
trisch dimlicht.
Controlelamp f knippert na het in‐
schakelen van de ontsteking ca.
4 seconden om u eraan te herinneren
dat het systeem is geactiveerd
3 114.
Automatische verlichting 3 112.
Mistlamp
> brandt groen.
De voorste mistlampen zijn ingescha‐
keld 3 119.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 120.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.
Brandt groen
Cruise control is actief.
Cruise control 3 153.
Voorligger gedetecteerd
A brandt groen.
Er is een voertuig in dezelfde rijstrook
gedetecteerd.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 156.