Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende
lampen regelen:
■ Instrumentenverlichting
■ sfeerverlichting
■ plafondverlichting
■ Info-Display
■ Verlichte schakelaars en bedie‐
ningselementen.
Draai aan het kartelwiel A en houd dit
vast totdat de gewenste lichtsterkte is
bereikt.
Bij auto's met een lichtsensor kan de
helderheid alleen worden aangepast
wanneer de rijverlichting aanstaat en
de lichtsensor nachtelijke omstandig‐
heden detecteert.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐
pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Verlichting
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
= automatisch in- en uit‐
w
schakelen
druk op u = aan
druk op v = uit
Plafondverlichting
De spot in de interieurverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Sfeerverlichting
De sfeerverlichting bestaat uit indi‐
recte verlichting in de portieren en
rond de keuzehendel.
121