Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten boven de middelste stand op
weerstand, dan stopt het sluiten on‐
middellijk en beweegt de ruit weer
omlaag.
Beveiligingsfunctie negeren
Bij een stroeve werking door ijsvor‐
ming e.d. het contact inschakelen en
vervolgens de schakelaar tot aan de
eerste vergrendeling trekken en vast‐
houden. De ruit gaat automatisch om‐
hoog met gedeactiveerde beveili‐
gingsfunctie. Om de beweging te
stoppen, laat u de schakelaar los.
Comfortabele bediening met de
afstandsbediening
De ruiten en de softtop kunnen op af‐
stand buiten de auto worden bediend.
Openen
■ Druk één keer kort op toets c: de
portieren worden ontgrendeld.
■ Druk één keer gedurende meer dan
twee seconden op toets c: de ruiten
gaan automatisch omlaag. Druk
langere tijd op toets c: de softtop
wordt geopend. Houd de toets in‐
gedrukt totdat de softtop geheel ge‐
opend is.
Toets loslaten tijdens het openen van
de softtop: de beweging stopt gedu‐
rende 10 seconden, door nogmaals
indrukken opent deze weer verder.
Sleutels, portieren en ruiten
Sluiten
■ Druk één keer kort op toets e: de
portieren worden vergrendeld.
■ Druk nog eens langere tijd op toets
e: de softtop en de ruiten worden
gesloten. Houd de toets ingedrukt
totdat de softtop geheel gesloten is.
Toets loslaten tijdens het sluiten
van de softtop: de beweging stopt
gedurende 10 seconden, door nog‐
maals indrukken sluit deze weer
verder.
■ Als de softtop al gesloten is maar
de ruiten open zijn: druk gedurende
twee seconden op toets e om de
ruiten te sluiten.
Bevestiging
Na het geheel openen of sluiten van
de softtop knipperen de alarmknip‐
perlichten ter bevestiging.
Overbelasting
Door herhaalde, snel opeenvolgende
bediening wordt de stroomvoorzie‐
ning van de ruitbediening enige tijd
onderbroken.
33