Het zijairbagsysteem treedt in wer‐
king bij een voldoende krachtige zij‐
delingse aanrijding. Het contact moet
ingeschakeld zijn.
De opgeblazen airbags vangen de
schok op waardoor het gevaar voor
letsel aan het hoofd en bovenlichaam
bij een zijdelingse aanrijding aanzien‐
lijk afneemt.
9 Waarschuwing
Lichaamsdelen of voorwerpen uit
het werkingsgebied van de airbag
houden.
Let op
Op de voorstoelen alleen stoelhoe‐
zen gebruiken die voor de auto zijn
goedgekeurd. De airbags niet afdek‐
ken.
Airbag deactiveren
Wanneer u een kinderveiligheidssys‐
teem op de voorstoel gebruikt, moet
u het airbagsysteem van de passa‐
gier deactiveren. De sidebags, de
gordelspanners en alle airbagsyste‐
men van de bestuurder blijven actief.
Stoelen, veiligheidssystemen
U deactiveert het airbagsysteem van
de voorpassagier met een slot aan de
rechterzijde van het instrumentenpa‐
neel.
Gebruik de contactsleutel om de po‐
sitie te kiezen:
*OFF = airbag van voorpassagier is
gedeactiveerd en gaat niet
af bij een aanrijding. Con‐
trolelamp *OFF brandt
voortdurend in de midden‐
console. U kunt een kinder‐
zitje aanbrengen in over‐
eenstemming met de tabel
Inbouwposities kindervei‐
ligheidssystemen 3 66.
Er mag geen volwassen
persoon op de stoel van de
voorpassagier vervoerd
worden.
VON = airbag van voorpassagier is
actief. U mag geen kinder‐
veiligheidssystemen aan‐
brengen.
63