88
Instrumenten en bedieningsorganen
Tank nooit leegrijden.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker gedeelte = motor nog niet op
bedrijfstempera‐
tuur
middelste
= normale bedrijfs‐
gedeelte
temperatuur
rechter
= koelvloeistoftem‐
gedeelte
peratuur te hoog
Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Service-display
Het controlesysteem van de oliekwa‐
liteit laat u weten wanneer de motor‐
olie en het oliefilter moeten worden
vervangen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden, kan het aangegeven
vervangingsinterval van de motorolie
en het oliefilter aanzienlijk variëren.
De resterende levensduur van de olie
verschijnt op het Informatie- menu
voertuig.
U selecteert het menu en de functie
met de toetsen op de richtingaanwij‐
zerhendel.
Om de resterende levensduur van de
motorolie te bekijken: