148
Rijden en bediening
Het systeem heeft zes ultrasone par‐
keersensoren in zowel achter- als
voorbumper.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter,
elk met een andere geluidsfrequentie.
De parkeerhulp voor-achter werkt al‐
tijd samen met de geavanceerde par‐
keerhulp, zie het hoofdstuk "Geavan‐
ceerde parkeerhulp" verderop.
Parkeerhulpknop en
bedieningslogica
De parkeerhulp voor-achter en de ge‐
avanceerde parkeerhulp gebruiken
beide dezelfde toets voor activeren
en deactiveren:
Kort indrukken van toets D activeert
of deactiveert de parkeerhulp.
Lang indrukken van toets D (onge‐
veer één seconde) activeert of deac‐
tiveert ook de geavanceerde parkeer‐
hulp, zie de afzonderlijke beschrij‐
ving.
Via de toetslogica bedient u de sys‐
temen als volgt:
■ Als alleen de parkeerhulp voor-ach‐
ter actief is, deactiveert u de par‐
keerhulp voor-achter door de toets
kort in te drukken.
■ Als alleen de parkeerhulp voor-ach‐
ter actief is, activeert u de geavan‐
ceerde parkeerhulp door de toets
lang in te drukken.
■ Als alleen de geavanceerde par‐
keerhulp actief is, activeert u de
parkeerhulp voor-achter door de
toets kort in te drukken.
■ Als alleen de geavanceerde par‐
keerhulp actief is, deactiveert u de
geavanceerde parkeerhulp door de
toets lang in te drukken.
■ Als een vooruitversnelling of de
neutraalstand ingeschakeld is, ac‐
tiveert of deactiveert u door kort in‐
drukken van de toets alleen de par‐
keerhulp voor.
■ Als de achteruitversnelling inge‐
schakeld is, activeert of deactiveert
u door kort indrukken van de toets
de parkeerhulp voor en achter.
Bediening
Wanneer u de achteruitversnelling in‐
schakelt, is de parkeerhulp voor en
achter klaar voor gebruik.
Een brandende LED in de parkeer‐
hulptoets D geeft aan dat het sys‐
teem klaar voor gebruik is.
De parkeerhulp voor kan ook worden
geactiveerd bij een snelheid tot
11 km/u door kort indrukken van de
parkeerhulptoets.