aanraking komen, moeten worden gereinigd.
9.2
Montage
De beschrijving heeft betrekking op de montage-handelingen bij een FT34-frictiekoppeling. Dee andere
modellen kunnen in op dezelfde manier worden gemonteerd.
1. De geleidebus heel licht invetten en in de flensvork
plaatsen.
2. Alle andere componenten achter elkaar monteren, zoals
weergegeven op de explosietekeningen.
LET OP:
Als de koppeling van het ventilatiesysteem is
voorzien, moeten eerst de 4 tapeinden worden geplaatst
en pas daarna de andere componenten. De tapeinden
moeten volledig erin zijn gedraaid om te voorkomen dat
deze bij het vastdraaien van de schroeven met de
drukring in contact komen.
3. De 8 schroeven zo plaatsen dat deze met de kop tegen de
flensvork komen.
4. Alle moeren zover erop draaien dat deze de schotelveer
net aan raken.
5. De schroeven geleidelijk vastdraaien (bijvoorbeeld ½
omwenteling pro schroef) om de schotelveer gelijkmatig
voor te spannen tot deze tegen de stelring komt.
De juiste voorspanning is bereikt als de stelring van de
schotelveer is ingeklemd en de schroeven daarna ¼
omwenteling weer worden losgedraaid.
De tabel op de volgende pagina geeft de bestelnummers
van de schotelveren aan alsmede afhankelijk van het type
koppeling de bijbehorende draaimomentinstellingen.
De schroeven niet te stevig vastdraaien, omdat
hierdoor de werking van de koppeling belemmerd
kan worden.
Bondiolo & Pavesi adviseert gebruikers om de met
de machinefabrikant vastgelegde
draaimomentinstelling niet te wijzigen om schade
aan de machine, aan de cardanas en aan de
trekker te voorkomen.
44
Gebruikershandleiding
Beschrijving
Afb. 9-5: Montage frictiekoppeling
Afb. 9-6: Montage frictiekoppeling
Afb. 9-7: Montage frictiekoppeling
Afb. 9-8: Montage frictiekoppeling
frictiekoppeling
Stroblazer