Uitvoeringen met
stabiliteitsregeling (ESP)
Uitvoeringen met stabiliteitsregeling (ESP)
kunnen een wat ongebruikelijke
rijkarakteristiek vertonen, hetgeen kan
worden voorkomen door het systeem uit
te schakelen. Zie Gebruik maken van
stabiliteitsregeling (bladzijde 160).
BANDENSPANNINGCON-
TROLESYSTEEM
WAARSCHUWINGEN
Het systeem ontheft u niet van de
verantwoording om regelmatig de
bandenspanning te controleren.
Het systeem waarschuwt u alleen
voor een lage bandenspanning. Het
pompt de banden niet op.
Wanneer sneeuwkettingen zijn
gemonteerd, heeft het systeem
meer tijd nodig om een lage
bandenspanning te detecteren.
Rijd niet met een aanzienlijk te lage
bandenspanning. Hierdoor kunnen
de banden oververhit raken en
worden beschadigd. Een te lage
bandenspanning verhoogt het
brandstofverbruik, verkort de levensduur
van de banden en heeft een nadelige
invloed op de rijeigenschappen.
LET OP
Buig of beschadig de ventielen niet
wanneer u de banden oppompt.
Laat banden door goed opgeleide
monteurs monteren.
Velgen en banden
Het systeem bewaakt met behulp van
sensoren die zich in de wielen bevinden
en een ontvanger in de auto de
bandenspanning. Wanneer het systeem
registreert dat de bandenspanning te laag
is, verschijnt een waarschuwingsbericht
op het informatiedisplay. Zie
Infoberichten (bladzijde 99).
Wanneer een waarschuwingsbericht voor
een lage bandenspanning op het
informatiedisplay wordt weergegeven,
controleer dan de bandenspanning zo
spoedig mogelijk en breng deze op de
voorgeschreven waarde. Zie
Technische specificatie (bladzijde
242). Wanneer dit zich regelmatig
voordoet, laat dan de oorzaak zo spoedig
mogelijk opsporen en verhelpen.
Bandenspanning controleren
N.B.: Wanneer de bandenspanning
hoger of gelijk is aan 3,3 bar (48 lbf/in²),
ziet u het + symbool onder de
spanningswaarde. Het systeem meet
spanningen tot 3,3 bar (48 lbf/in²). Het +
symbool duidt aan dat de
bandenspanning hoger kan zijn.
N.B.: Instrumentenpanelen van type 3
hebben een iets andere menustructuur.
Selecteer eerst Settings (instellingen)
om toegang tot Information (informatie)
te krijgen.
1. Druk op de rechter pijltoets op het
2. Selecteer Information met de op en
3. Selecteer Tyre Pressures met de
241
stuurwiel om het hoofdmenu binnen
te gaan.
neer pijltoetsen en druk op de rechter
pijltoets.
op en neer pijltoetsen en druk op de
rechter pijltoets.