9 Inbedrijfstelling
9
Inbedrijfstelling
9.1
Overzicht: Inbedrijfstelling
Dit hoofdstuk beschrijft wat u moet doen en kennen om het systeem
in bedrijf te stellen nadat het werd geconfigureerd.
Typische werkstroom
Het in bedrijf stellen houdt typisch volgende stappen in:
1
De "Checklist vóór inbedrijfstelling" controleren.
2
Ontluchten.
3
Het systeem testen.
4
Indien nodig, een of meerdere stelmotoren testen.
5
Indien nodig, de dekvloer van de vloerverwarming drogen.
9.2
Voorzorgsmaatregelen bij de
inbedrijfstelling
INFORMATIE
Gedurende de eerste bedrijfsperiode van de unit kan het
nodige opgenomen vermogen hoger zijn dan dat vermeld
op het typeplaatje van deze unit. Dit fenomeen wordt
veroorzaakt door de compressor, die een continue looptijd
van 50 uur nodig heeft voordat een vlotte werking en
stabiel stroomverbruik wordt gerealiseerd.
OPMERKING
Laat de unit NOOIT werken zonder de thermistoren en/of
druksensoren/-schakelaars. De compressor zou anders
vuur kunnen vatten.
9.3
Checklist vóór inbedrijfstelling
Laat het systeem NIET werken vooraleer de volgende controles OK
zijn. Naargelang de systeemlay-out kunnen niet alle onderdelen
beschikbaar zijn.
U
leest
de
volledige
beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur.
De buitenunit moet juist gemonteerd zijn.
De bedieningskast is juist gemonteerd.
De kast met opties is juist gemonteerd.
Alleen als u de optionele back-upverwarming gebruikt:
De back-upverwarming is juist gemonteerd.
De volgende ter plaatse te voorziene bedradingen
werden gelegd conform de beschikbare documentatie en
de geldende wetgeving:
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de buitenunit
▪ Tussen de buitenunit en de regelkast
▪ Tussen de regelkast en de kast met opties
▪ Tussen de regelkast en de back-upverwarming
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de regelkast
▪ Tussen het lokaal voedingsbord en de kast met opties
▪ Tussen de buitenunit en de kleppen
▪ Tussen de regelkast en de kamerthermostaat
Het systeem is goed en op de juiste manier geaard en de
aardingsklemmen zijn goed aangehaald.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
70
installatie-instructies,
zoals
De
zekeringen
veiligheidsapparaten voldoen aan dit document en
werden niet overbrugd.
De voedingsspanning komt overeen met de spanning op
het identificatieplaatje van de unit.
Er zijn GEEN losse aansluitingen of verbindingen of
beschadigde elektrische onderdelen in de schakelkast.
Er
zijn
GEEN
samengedrukte leidingen in de buitenunit.
Alleen als u de optionele back-upverwarming gebruikt:
Afhankelijk van het type back-upverwarming staat de
stroomonderbreker F1B van de back-upverwarming
(op de schakelkast van de back-upverwarming) op AAN.
De juiste buismaten werden geplaatst en de leidingen
zijn goed en op de juiste manier geïsoleerd.
Er zijn GEEN waterlekken in de buitenunit.
De afsluiters zijn op de juiste manier gemonteerd en
staan volledig open.
De drukveiligheidsklep sproeit water als hij geopend
wordt.
Het minimum watervolume is gegarandeerd in alle
omstandigheden. Zie "Het watervolume controleren" in
"6.3 De waterleidingen voorbereiden" op
Het watercircuit is goed tegen vorst beschermd
overeenkomstig
de
"7.7.6 Het watercircuit tegen vorst beschermen" op
pagina 37.
Als er glycol werd toegevoegd aan het systeem, bevestig
dan of de glycolconcentratie correct is en controleer of de
glycolinstelling [E‑0D]=1.
OPMERKING
▪ Zorg ervoor dat glycolinstelling [E-0D] overeenkomt
met de vloeistof in het watercircuit (0 = alleen water, 1
= water+glycol). Als de glycolinstelling NIET correct is
ingesteld, kan de vloeistof in de leidingen bevriezen.
▪ Als er glycol aan het systeem wordt toegevoegd maar
de concentratie is lager dan voorgeschreven, dan kan
de vloeistof in de leidingen nog steeds bevriezen.
INFORMATIE
De
software
bevat
plaatse" ([4‑0E]) die het automatische werking van de unit
uitschakelt. Bij de eerste installatie wordt de instelling
[4‑0E] standaard op "1" gezet, wat betekent dat de
automatische werking is uitgeschakeld. Alle beschermende
functies zijn dan uitgeschakeld. Als de startpagina's van de
gebruikersinterface uit staan, zal de unit NIET automatisch
werken.
Om
de
beschermende functies in te schakelen, zet [4‑0E] op "0".
36 uur nadat de unit voor het eerst onder spanning werd
gezet, dat deze [4‑0E] automatisch op "0" zetten, zodat de
stand "installateur ter plaatse" wordt gestopt en de
beschermende functies ingeschakeld worden. Indien – na
de eerste installatie – de installateur terug ter plaatse komt,
moet deze [4‑0E] handmatig op "1" zetten.
9.4
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Het
minimumdebiet
omstandigheden.
Zie
controleren" in
"6.3 De waterleidingen voorbereiden" op
pagina 24.
Ontluchten.
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en compacte lucht-water
of
de
lokaal
geplaatste
beschadigde
onderdelen
pagina 24.
instructies
van
het
hoofdstuk
een
stand
"installateur
automatische
werking
en
wordt
gegarandeerd
in
alle
"Het
watervolume
en
debiet
EWAQ+EWYQ004+005BAVP
warmtepompen
4P492900-1 – 2017.06
of
ter
de