7 Installatie
c
b
a
a
Bedrading voor lage spanning
b
Bedrading voor hoge spanning
c
Hoofdvoeding
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze
voor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.
7.8.9
De voeding van de bedieningskast
aansluiten
1 Sluit de stroomtoevoerkabel aan op de regelkast.
X1M
1 2 3
1 2 3
1
GND
2
L
3
N
2 Bevestig
de
kabel
kabelbinderbevestigingen, zodat de kabels gespannen liggen
en NIET met scherpe randen in contact komen.
VOORZICHTIG
Duw of leg GEEN overtollige kabellengte in de unit.
7.8.10
De doorverbindingskabel tussen de
bedieningskast en de buitenunit
aansluiten
1 Sluit X2M/22 (bedieningskast) aan op X5M/4 (buitenunit).
2 Sluit X2M/23 (bedieningskast) aan op X5M/3 (buitenunit).
Uitgebreide handleiding voor de installateur
44
X8M
met
kabelbinders
op
X2M
23
22
3 Maak
de
kabel
kabelbinderbevestigingen.
7.8.11
De elektrische bedrading op de kast met
opties aansluiten
1 Steek de bedrading doorheen de bodem van de kast met
opties.
2 Zorg ervoor dat de bedrading voor laagspanning zich rechts
bevindt. Breng de bedrading doorheen het daartoe bestemd gat
en maak de bedrading vast met kabelbinders:
de
c
b
a
Bedrading voor lage spanning
b
Bedrading voor hoge spanning
c
Hoofdvoeding
OPMERKING
De afstand tussen de kabels voor hoge spanning en deze
voor lage spanning moet minstens 25 mm bedragen.
7.8.12
De voeding van de kast met opties
aansluiten
1 Sluit het aansluitingspunt X1M van de kast met opties aan op
het aansluitingspunt X1M van de bedieningskast.
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en compacte lucht-water
3 4
X5M
met
kabelbinders
vast
a
EWAQ+EWYQ004+005BAVP
warmtepompen
4P492900-1 – 2017.06
op
de