b
Back-upverwarming
P
i
a
DI1
DI3
b
DI4
t
P
Opgenomen vermogen
i
t
Tijd
DI
Digitale ingangen (niveaus vermogenbeperking)
a
Vermogenbeperking ingeschakeld
b
Werkelijke opgenomen vermogen
Opstelling
▪ Monteer regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Er worden maximum vier digitale ingangen gebruikt om het
overeenstemmend
niveau
schakelen:
▪ DI1 = zwakste beperking (hoogst energieverbruik)
▪ DI4 = sterkste beperking (laagst energieverbruik)
▪ Raadpleeg het bedradingsschema voor de specificaties van de
digitale ingangen en waarop deze aan te sluiten.
Configuratie
Stel via de gebruikersinterface de instellingen voor de besturing van
het energieverbruik in [A.6.3.1] in (voor de beschrijving van alle
instellingen, zie
"8 Configuratie" op
▪ Selecteer inschakelen door digitale ingangen.
▪ Selecteer het type van beperking (energievermogen in kW of
stroom in A).
▪ Stel het gewenste niveau van vermogenbeperking in dat met elke
digitale ingang overeenstemt.
INFORMATIE
Indien meer dan 1 digitale input (gelijktijdig) gesloten is, is
de voorrang van digitale input vast: DI4 voorrang>...>DI1.
5.5.3
Vermogenbeperking: werking
De buitenunit heeft een betere effectiviteit dan de back-
upverwarming. Om deze reden wordt de back-upverwarming beperkt
en eerst UIT gezet. Het systeem beperkt het energieverbruik in de
volgende orde:
1
Beperkt de back-upverwarming.
2
Zet de back-upverwarming UIT.
3
Beperkt de buitenunit.
4
Zet de buitenunit UIT.
Voorbeeld
Als de configuratie als volgt is: Het niveau van vermogenbeperking
staat NIET toe dat de back-upverwarming wordt gebruikt (stap 1 en
stap 2).
Dan wordt het energieverbruik als volgt beperkt:
P
h
d
c
b
a
C
e
A
B
P
Geproduceerde warmte
h
C
Verbruikte energie
e
A
Buitenunit
EWAQ+EWYQ004+005BAVP
Luchtgekoelde ijswaterkoelgroepen en compacte lucht-water
warmtepompen
4P492900-1 – 2017.06
5 Richtlijnen met betrekking tot mogelijke toepassingen
van
vermogenbeperking
in
pagina 49):
B
Back-upverwarming
a
Beperkte werking van de buitenunit
b
Volle werking van de buitenunit
c
Stap 1 back-upverwarming AANgezet
d
Stap 2 back-upverwarming AANgezet
5.6
Een externe temperatuursensor
opstellen
U kunt 1 externe temperatuursensor aansluiten. Deze kan dan de
binnen- of buitenomgevingstemperatuur meten. Daikin adviseert een
externe temperatuursensor in de volgende gevallen te gebruiken:
Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, wordt de
gebruikersinterface als kamerthermostaat gebruikt en meet deze
de
binnenomgevingstemperatuur.
gebruikersinterface op een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
te
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien
dit
NIET
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
▪ Vereist regelkast EKCB07CAV3 en optiekast EK2CB07CAV3.
▪ Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding van de
afstandbinnensensor
uitrustingen.
Configuratie: selecteer kamersensor [A.2.2.F.5].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:
▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien
dit
NIET
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling: Voor installatie-instructies, zie de installatiehandleiding
van de afstandbuitensensor en het bijlageboek voor optionele
uitrustingen.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [A.2.2.B].
▪ Wanneer de energiespaarfunctie van de buitenunit actief is (zie
"8 Configuratie" op pagina
om de stand-by-energieverliezen te beperken. Hierdoor wordt de
buitenomgevingstemperatuur NIET gelezen.
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere
reden
om
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de
weersafhankelijke regelgrafieken en in de logica gebruikt
om automatisch over te schakelen tussen verwarming en
koeling. Om de buitenunit te beschermen wordt steeds de
interne sensor van de buitenunit gebruikt.
Daarom
moet
mogelijk
is,
adviseert
Daikin
en
het
bijlageboek
voor
mogelijk
is,
adviseert
Daikin
49), wordt de buitenunit lager gezet
de
optionele
buitensensor
Uitgebreide handleiding voor de installateur
de
een
optionele
een
voor
de
21