3.2.2
Weersafhankelijke systeemthermostaat
Het warmtepompsysteem is met een weersafhankelijke sys-
teemthermostaat uitgerust die afhankelijk van het regelings-
type het CV-, koel- en warmwaterbedrijf ter beschikking stelt
en dit in het automatische bedrijf regelt.
De thermostaat verandert de gewenste aanvoertemperatuur
afhankelijk van de buitentemperatuur. De buitentemperatuur
wordt door een afzonderlijke, in de open lucht gemonteerde
voeler gemeten en naar de thermostaat geleid. De kamer-
temperatuur is alleen van de voorinstellingen afhankelijk. In-
vloeden van de buitentemperatuur worden gecompenseerd.
De warmwaterbereiding wordt door de weersafhankelijke re-
geling niet beïnvloed. De installatie en bediening zijn in de
handleidingen van de systeemthermostaat beschreven.
Het gebruik van de functie Estrikdroging is bij warmtebron
omgevingsenergie niet mogelijk, omdat de warmtebron
vooral in de wintermaanden vanwege te hoge energie-
afname overbelast zou kunnen worden, wat zou leiden tot
verslechterde regeneratie.
3.2.3
Weergave energieverbruik en
energieopbrengst
De systeemthermostaat toont op het display en in de bijko-
mend bruikbare app waarden over het energieverbruik en
de energieopbrengst. De systeemthermostaat geeft een in-
schatting van de waarden van de installatie weer. De waar-
den worden o.a. beïnvloed door:
–
Installatie/uitvoering van de CV-installatie
–
Gebruikersgedrag
–
Seizoensgebonden omgevingsomstandigheden
–
Toleranties en componenten
Externe componenten, zoals bijv. externe CV-pompen of
kleppen en andere verbruikers en opwekkers in het huishou-
den blijven buiten beschouwing.
De afwijkingen tussen weergegeven en werkelijk energiever-
bruik of energie-opbrengst kunnen aanzienlijk zijn.
De gegevens over het energieverbruik of energie-opbrengst
zijn niet geschikt om energieafrekeningen te maken of te
vergelijken.
–
Geen externe hulpverwarming aangesloten
Geen ondersteuning van de warmtepomp voor de functies
Legionellabescherming, Vorstbeveiliging en Ontdooien (bij
warmtebron lucht). Tijdens ontdooien is geen CV-functie
mogelijk.
3.3
Veiligheidsinrichtingen
3.3.1
Vorstbeschermingsfunctie
De vorstbeschermingsfunctie voor de installatie wordt via de
systeemthermostaat gestuurd. Bij uitval van de systeemther-
mostaat garandeert de warmtepomp een beperkte vorstbe-
scherming voor het CV-circuit.
3.3.2
Beveiliging CV-watergebrek
Deze functie bewaakt permanent de CV-waterdruk om een
mogelijk CV-watertekort te verhinderen. Een analoge druk-
sensor schakelt de warmtepomp uit en andere modules,
voor zover aanwezig, naar stand-by als de waterdruk on-
der de minimumdruk daalt. De druksensor schakelt de warm-
tepomp opnieuw in als de waterdruk de bedrijfsdruk bereikt.
0020221001_03 flexoTHERM exclusive Installatie- en onderhoudshandleiding
–
Minimumdruk CV-circuit: ≥ 0,05 MPa (≥ 0,50 bar)
–
Min. werkdruk CV circuit: ≥ 0,07 MPa (≥ 0,70 bar)
3.3.3
Brijntekortbeveiliging
De brijntekortbeveiliging bewaakt permanent de vloeistof-
druk in het omgevingscircuit om een mogelijk vloeistoftekort
te verhinderen. Een analoge druksensor schakelt de warm-
tepomp uit en andere modules, voor zover aanwezig, naar
stand-by als de vloeistofdruk onder de minimumdruk daalt.
De druksensor schakelt de warmtepomp opnieuw in als de
vloeistofdruk de bedrijfsdruk bereikt.
–
Minimumdruk brijnvloeistof: ≥ 0,05 MPa (≥ 0,50 bar)
–
Min. werkdruk brijnvloeistof: ≥ 0,07 MPa (≥ 0,70 bar)
3.3.4
Invries beveiliging
Deze functie verhindert het invriezen van de verdamper bij
onderschrijding van een bepaalde warmtebrontemperatuur.
De uitgangstemperatuur van de warmtebron wordt voort-
durend gemeten. Wanneer de uitgangstemperatuur van de
warmtebron onder een bepaalde waarde daalt, dan wordt
de compressor met een statusmelding tijdelijk uitgescha-
keld. Wanneer deze fout drie keer achter elkaar optreedt,
dan volgt een uitschakeling met weergave van een foutmel-
ding.
3.3.5
Pompblokkeer- en
ventielblokkeerbeveiliging
Deze functie verhindert het vastlopen van de pompen voor
verwarmingswater en brijn en van alle omschakelkleppen.
De pompen en kleppen die 23 uur lang niet in gebruik wa-
ren, worden na elkaar voor de duur van 10-20 seconden in-
geschakeld.
3.3.6
Hogedrukpressostaat in het
koudemiddelcircuit
De hogedrukpressostaat schakelt de warmtepomp uit als de
druk in het koudemiddelcircuit te hoog is. Na een wachttijd
volgt een bijkomende startpoging van de warmtepomp. Na
drie mislukte startpogingen na elkaar wordt een foutmelding
weergegeven.
–
Koudemiddelcircuitdruk max.: 4,60 MPa (g) (46,00 bar
(g))
–
Wachttijd: 5 min (na het eerste optreden)
–
Wachttijd: 30 min
(na het tweede en elk daarop volgend optreden)
Terugzetten van de foutenteller bij intreden van beide voor-
waarden:
–
Warmteaanvraag zonder voortijdig uitschakelen
–
60 min ongestoord bedrijf
3.3.7
Heetgasthermostaat in het
koudemiddelcircuit
De heetgasthermostaat schakelt de warmtepomp uit als de
druk in het koudemiddelcircuit te hoog is. Na een wachttijd
volgt een bijkomende startpoging van de warmtepomp. Na
drie mislukte startpogingen na elkaar wordt een foutmelding
weergegeven.
–
Koudemiddelcircuittemperatuur max.: 135 ℃
–
Wachttijd: 5 min (na het eerste optreden)
Systeemoverzicht 3
9