Inschakelen
Het systeem is standaard niet geselecteerd.
De status van de functie wordt niet opgeslagen
bij het afzetten van het contact.
De bestuurder kan het systeem bij draaiende
motor, bij stilstaande auto of tot een snelheid van
ongeveer 50 km/h selecteren.
► Houd deze toets bij snelheden lager
dan 50 km/h ingedrukt totdat het groene
controlelampje gaat branden om het systeem te
selecteren; dit lampje gaat grijs branden op het
instrumentenpaneel.
► Het systeem wordt geactiveerd bij een
snelheid lager dan 30 km/h; dit lampje
gaat groen branden op het instrumentenpaneel.
► Zodra de afdaling begint, kunt u het
gaspedaal en het rempedaal loslaten, het
systeem regelt de snelheid:
– als de eerste of tweede versnelling is
ingeschakeld, wordt de snelheid verlaagd
en knippert het controlelampje snel;
– als de versnellingsbak in de neutraalstand
staat of het koppelingspedaal wordt ingedrukt,
wordt de snelheid verlaagd en knippert het
controlelampje langzaam; in dat geval is de
constante snelheid waarmee wordt afgedaald
lager.
Wanneer u stilstaat in een afdaling en u het
gaspedaal en het rempedaal loslaat, vermindert
het systeem de remdruk om de auto geleidelijk in
beweging te brengen.
De remlichten gaan automatisch branden als het
systeem in werking is.
Als de rijsnelheid hoger wordt dan 30 km/h,
wordt de regeling automatisch onderbroken. Het
controlelampje op het instrumentenpaneel brandt
dan weer grijs, maar het groene controlelampje
van de toets blijft branden.
De regeling wordt automatisch hervat zodra de
rijsnelheid lager wordt dan 30 km/h en er aan de
voorwaarden wordt voldaan met betrekking tot
de helling en het loslaten van de pedalen.
U kunt op elk gewenst moment het gaspedaal of
het rempedaal weer intrappen.
Uit
► Druk op de toets totdat het controlelampje
uit gaat; het controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat ook uit.
Bij een rijsnelheid van meer dan 70 km/u wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld; het
controlelampje van de toets gaat uit.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit
waarschuwingslampje groen branden in
combinatie met een melding op het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door een
PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheidsgordels
Oprolautomaat
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw. De
veiligheidsgordel wordt automatisch opgerold als
hij niet wordt gebruikt.
De oprolautomaten zijn voorzien van een
automatische blokkeerinrichting die in werking
treedt bij een aanrijding, een noodstop of het
over de kop slaan van de auto. U kunt de
blokkeerinrichting deblokkeren door stevig aan
de riem te trekken en deze weer los te laten,
zodat de riem weer een stukje wordt opgerold.
Pyrotechnische gordelspanners
Dit systeem zorgt voor extra bescherming bij
frontale en zijdelingse aanrijdingen.
Bij een krachtige aanrijding zorgen de
pyrotechnische gordelspanners ervoor dat de
veiligheidsgordels stevig tegen de lichamen van
de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
Spankrachtbegrenzer
Dit systeem beperkt de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittende
Veiligheid
5
77