Verlichting en zicht
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Laat geen sneeuw op de motorkap of het dak
liggen, omdat de detectiecamera daardoor
kan worden afgedekt.
Statische bochtverlichting
Dit systeem zorgt ervoor dat de mistlamp
vóór tijdens het rijden met dim- of groot licht
wordt ingeschakeld om de binnenkant van
de bocht extra te verlichten bij snelheden tot
40 km/h (handig in de stad, op bochtige wegen,
kruispunten, parkeergarages enz).
Zonder/met statische bochtverlichting
Inschakelen/uitschakelen
Deze functie wordt ingesteld in het menu
Rijverlichting/Auto op het touchscreen.
66
Inschakelen / uitschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld:
– bij het inschakelen van een richtingaanwijzer
of
– als het stuurwiel ver genoeg wordt verdraaid.
Het systeem wordt uitgeschakeld:
– bij een geringe stuuruitslag.
– bij snelheden boven 40 km/u.
– als de achteruit is ingeschakeld.
Ruitenwisserschakelaar
Voordat u de ruitenwissers onder
winterse omstandigheden gaat
gebruiken, verwijder sneeuw en ijs van de
voorruit en rondom de ruitenwissers en
wisserbladen.
Schakel de ruitenwissers niet in op een
droge voorruit. Bij zeer hoge of lage
temperaturen moet u controleren of de
ruitenwissers niet aan de voorruit vastzitten
voordat u de ruitenwissers inschakelt.
Wanneer u de auto in een wasstraat
was, kunt u tijdelijk vreemde geluiden of
verminderde werking van de ruitenwissers
opmerken. U hoeft de ruitenwissers niet te
vervangen.
Zonder automatische
ruitenwissers
Met automatische
ruitenwissers
Ruitenwissers vóór
► De wissnelheid selecteren: zet de hendel
omhoog of omlaag in de gewenste stand.
Wissen op hoge snelheid (hevige
neerslag)
Wissen op normale snelheid (matige
regenval)
Intervalwissen (wissnelheid afhankelijk
van de rijsnelheid)