Rijden
Informatie op het
instrumentenpaneel
7.
Voertuig waargenomen door het systeem
(symbool vol)
8.
Snelheidsregelaar actief (kleur niet grijs)
9.
Ingestelde snelheid
10. Snelheid voorgesteld door het
snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
11. Auto op zijn plaats gehouden (uitvoeringen
met automatische transmissie of
selectiehendel (elektrisch))
12. Instelling afstand tot voorligger
13. Door het systeem gedetecteerde positie van
het voertuig
124
Meldingen en
waarschuwingen
De weergave van deze meldingen of
waarschuwingen is niet sequentieel.
"Snelheidsregelaar gepauzeerd" of
"Snelheidsregelaar onderbroken", na een
korte acceleratie door de bestuurder.
"Snelheidsregelaar actief", geen voertuig
gedetecteerd.
"Snelheidsregelaar gepauzeerd", voertuig
gedetecteerd.
"Snelheidsregelaar actief", voertuig
gedetecteerd.
"Neem de controle over de auto
over" (oranje).
► Remmen of accelereren, afhankelijk van de
situatie.
"Neem de controle over de auto
over" (rood).
► Neem onmiddellijk de controle over
de auto over: het systeem kan niet correct
reageren op de huidige rijsituatie.
"Inschakelen geweigerd, omstandigheden
ongeschikt". Het systeem weigert om de
snelheidsregelaar in te schakelen omdat er niet
aan de noodzakelijke voorwaarden is voldaan.
Stop & Go-functie
"Trap het gaspedaal in of druk op
de knop II (knop 4) om weg te
rijden."
Het systeem heeft de auto volledig tot stilstand
gebracht.
Indien de situatie het toelaat, rijdt de auto binnen
3 seconden geleidelijk en automatisch weg.
Na deze periode van 3 seconden moet de
bestuurder het gaspedaal intrappen of op toets
4 drukken om weg te rijden.
Gedurende de fase dat de auto stilstaat
gelden de volgende aanbevelingen:
– De bestuurder mag de auto niet verlaten.
– De bagageruimte mag niet worden
geopend.
– Laat geen passagiers in- of uitstappen.
– Schakel de achteruitversnelling niet in.
Wanneer de auto weer wegrijdt, let dan
op eventuele fietsers, voetgangers of
dieren, omdat deze mogelijk niet goed
worden gedetecteerd.
Werkingslimieten
De snelheidsregelaar werkt zowel overdag als 's
nachts, ook bij mist en matige regen.
Het systeem kan met bepaalde situaties niet
omgaan; de bestuurder moet dan de controle
over de auto weer overnemen.
Het systeem detecteert geen:
– Voetgangers, sommige fietsers, dieren.
– Stilstaande voertuigen (file, autopech enz.).