Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Waarschuwings- En Verklikkerlampjes; Continu Brandend Waarschuwingslampje - PEUGEOT 2008 Instructieboekje

Verberg thumbnails Zie ook voor 2008:
Inhoudsopgave

Advertenties

Instrumentenpaneel
– "RIJDEN": specifieke weergave met de
informatie over actieve rijhulpsystemen.
– "MINIMAAL": 2D-weergave met digitale
snelheidsmeter, kilometerteller en:
• brandstofniveaumeter en
koelvloeistoftemperatuurmeter (benzine of
diesel).
• indicator laadniveau tractiebatterij
(elektrisch).
– "ÉNERGIE": specifieke visuele weergave van
de energiestromen van de auto (elektrisch).
– "PERSOONLIJK 1" / "PERSOONLIJK 2":
toont de informatie die de bestuurder selecteert
in het midden van het instrumentenpaneel.
Een weergavemodus "PERSOONLIJK"
configureren
Met PEUGEOT Connect Radio
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
► Selecteer "Configuratie".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
► Selecteer "OPTIES".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
► Selecteer "PERSOONLIJK 1" of
"PERSOONLIJK 2".
12
► Selecteer het type weer te geven informatie
met de bladerpijlen op het touchscreen:
• "Standaard" (leeg).
• "Boordcomputer".
• "Media".
• "G-meters" (afhankelijk van de uitvoering).
• "Vermogensmeters + Boost + Koppel"
(afhankelijk van de uitvoering).
• "Energieverbruik" (afhankelijk van de
uitvoering).
► Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De informatie wordt meteen op het
instrumentenpaneel weergegeven als de
bijbehorende weergavemodus is geselecteerd.
Het type information dat in de modus
"PERSOONLIJK 1" is geselecteerd, is
niet beschikbaar in de modus
"PERSOONLIJK 2".
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als een rood of oranje waarschuwingslampje
blijft branden, duidt dit op een storing die verder
moet worden onderzocht.
Wanneer een waarschuwingslampje blijft
branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in het overzicht
van de waarschuwings- en verklikkerlampjes
geven aan of u naast de onmiddellijk aanbevolen
acties contact met een gekwalificeerde
professional moet opnemen.

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave