SNELHEIDSBEGRENZER
1
2
3
Onderbreken van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de scha-
kelaar 3 (O). In dit geval blijft de ingestelde
maximumsnelheid in het geheugen en de
boodschap "IN GEHEUGEN" met de inge-
stelde snelheid verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
2.32
(3/3)
Opnieuw inschakelen van de
maximumsnelheid
Als een snelheid in het geheugen is opge-
slagen, is het mogelijk deze op te roepen
door op de schakelaar 4 (R) te drukken.
4
Uitschakelen van de functie
De werking van de snelheidsbegrenzer
wordt opgeschort als u drukt op de schake-
laar 5. In dit geval is er geen snelheid meer
in het geheugen. Het doven van het oranje
lampje
op het instrumentenpaneel be-
5
vestigt dat de functie uitgeschakeld is.
Als de begrenzer is opgeschort, komt de
functie weer in werking door een druk op
de schakelaars 1 (+), ongeacht de snel-
heid die in het geheugen is opgeslagen:
de actuele snelheid van de auto wordt
gebruikt.