WAARSCHUWING BIJ VERLATEN VAN RIJSTROOK
Met contact aan is de functie standaard
actief.
De functie inschakelen/
uitschakelen
U schakelt de functie uit door op de knop 2
te drukken. Het controlelampje op de knop 2
gaat branden en de boodschap «RIJBAAN
ALARM UIT» verschijnt op het instrumen-
tenpaneel.
2.28
U schakelt de functie in door op de knop 2
te drukken.
Het controlelampje in de knop 2 dooft
en de boodschap "RIJBAAN ALARM
GEACTIVEERD" verschijnt op het instru-
mentenpaneel.
De functie is gereed om te waarschuwen
2
als:
– het controlelampje op de knop 2 is uit;
en
– de auto rijdt sneller dan ongeveer
60 km/u;
en
– er strepen worden gedetecteerd.
Het controlelampje
mentenpaneel licht op om u hiervan op de
hoogte te brengen.
De functie geeft een waarschuwing af
wanneer:
een streep wordt overschreden zonder dat
de richtingaanwijzers worden aangezet. De
functie waarschuwt de bestuurder door het
waarschuwingslampje
mentenpaneel te laten branden en een ge-
luidssignaal te laten klinken.
(2/3)
Omstandigheden waarbij geen
waarschuwingen worden
gegeven
– De richtingaanwijzers waren aangezet
– De streep wordt zeer snel overschreden;
– Er wordt continu over een streep gere-
– ...
Bij een storing
Bij een storing verschijnt het bericht
op het instru-
«RIJBAAN ALARM CONTROLEREN»
op het instrumentenpaneel en brandt het
controlelampje
Raadpleeg een merkdealer.
op het instru-
of zijn minder dan ongeveer 4 secon-
den aan geweest voordat de streep werd
overschreden;
den;
©
.