5 Montage
5.4.18 Dakkappen gebruiken
▶
Monteer aan het einde van de luchtkanalen een geschikt
opzetstuk om de terugzuiging van lucht te vermijden
(luchtkortsluiting tussen aanzuig- en uitblaaszijde) als-
ook slagregen en wind tegen te houden.
–
Werkmateriaal: Dakkap met gescheiden luchtgelei-
ding voor de aanzuig- en uitblaaszijde
5.4.19 Luchtkanalen van de lucht/brijncollector
monteren
Opgelet!
Beschadigingsgevaar door vochtigheid!
Bij muuropeningen en dakdoorvoeren kun-
nen koudebruggen aan de luchtbuis ontstaan
en er kan vocht naar binnen komen.
▶
Gebruik bij muuropeningen een geschikte
isolatie.
▶
Dicht de wandopeningen zorgvuldig tegen
indringend vocht af.
▶
Gebruik bij dakinstallatie geschikte dakop-
zetstukken.
▶
Dicht de dakdoorvoeren zorgvuldig tegen
indringend vocht af.
▶
Installeer een geschikte isolatie tegen
koudebruggen.
1.
Monteer de luchtkanalen.
–
Luchtkanalen binnendiameter: 200 mm
–
Voer de installatie van de luchtkanalen luchtdicht uit.
2.
Monteer op de aanzuig- en uitblaasaansluiting een be-
schermrooster dat het indringen van kleine dieren ver-
hindert.
3.
Als u geïsoleerde luchtkanalen van metaal gebruikt, iso-
leer dan de luchtkanalen van buiten aan de overgang
naar de lucht/brijncollector met een dampdifussiedichte
warmte-isolatie om een mogelijke condensvorming te
voorkomen.
36
–
Lengte van de warmte-isolatie: 40 cm
Installatie- en onderhoudshandleiding geoTHERM 0020130858_03