Waarschuwingslampje
Tractiecontrole (TC) uitgeschakeld
Het waarschuwingslampje voor
uitgeschakelde TC mag alleen gaan
branden bij een storing of als de tractie-
controle uitgeschakeld is.
Als het waarschuwingslampje op enig
ander moment onder het rijden gaat
branden, betekent dit dat er een storing
met het tractiecontrolesysteem is opge-
treden die nader moet worden onder-
zocht.
Lampje cruisecontrol
Cruisecontrol kan alleen worden
ingeschakeld wanneer de motorfiets een
snelheid heeft tussen 30 en 160 km/h en
in de derde versnelling of hoger staat.
Wanneer cruisecontrol is ingeschakeld,
brandt het bijbehorende lampje (zie
pagina 97).
Waarschuwing
Cruisecontrol
mag
gebruikt op plaatsen waar u veilig met
constante snelheid kunt rijden.
Cruisecontrol
mag
gebruikt bij druk verkeer, op wegen
met scherpe/blinde bochten of op
gladde wegen.
Wanneer cruisecontrol wordt gebruikt
bij druk verkeer, op wegen met scherpe
of onoverzichtelijke bochten of op
gladde wegen, kan dat leiden tot ver-
lies van controle over de motorfiets en
een ongeval.
Richtingaanwijzers
Wanneer de richtingaanwijzer-
schakelaar naar links of naar rechts
wordt gedraaid, knippert het bijbeho-
rende waarschuwingslampje in hetzelfde
tempo als de richtingaanwijzer.
Alarmknipperlichten
Om de alarmknipperlichten aan of uit te
zetten, drukt u kort op de alarmknipper-
lichtschakelaar.
De alarmknipperlichten werken alleen
als het contact op ON (AAN) staat.
De alarmknipperlichten blijven aan als
het contact wordt uitgeschakeld, totdat
de
alarmknipperlichtschakelaar
wordt ingedrukt.
Instrumenten
alleen
worden
niet
worden
weer
31