Om de prestaties van de motor verder te verbeteren, kunnen de volgende aanvullende stappen worden gevolgd:
V oer een autotuning van de motor uit.
o Dit vereist toegang tot de geavanceerde parameters, P-14 = P-37 + 100 (standaard: 201).
o Nadat de juiste informatie van de motor is ingevoerd (zie typeplaatje), kan de frequentieregelaar bovendien enkele elektrische
kenmerken van de motor meten om de motorregeling verder te optimaliseren.
o Dit wordt gedaan door P-52 = 1 in te stellen.
De autotuning begint ONMIDDELLIJK nadat deze parameter is ingesteld!
o De uitgang van de frequentieregelaar wordt ingeschakeld en de motoras kan bewegen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen
dat dit veilig kan gebeuren voordat u de autotuning uitvoert.
o Bij IM-motoren duurt de autotuning slechts enkele seconden en alleen de statorweerstand van de motor wordt gemeten.
Parameter P-55 wordt bijgewerkt met de nieuwe waarde.
P as de koppelboost bij lage frequentie aan
o IM-motoren vereisen extra spanning bij lage frequentie om de werking en het koppel bij lage snelheid te verbeteren.
o Door P-1 1 aan te passen, is het mogelijk om de werking op lage snelheid te optimaliseren.
o Als P-1 1 te ver wordt verhoogd, kan dit leiden tot overmatige motoropwarming of een thermische fout.
D e snelheidsregeling en reactie op belastingsveranderingen kunnen worden verbeterd door P-53 (versterkingsfactor vector control)
aan te passen.
o Hogere waarden zorgen voor een dynamischer gedrag met het risico van instabiliteit.
Synchrone motoren met permanente magneten (PM-motoren), BLDC-motoren en LSPM-motoren
Geschikte motoren
Optidrive E3 biedt open loop control voor motoren met permanente magneten (PM), BLDC- en LSPM-motoren. De Optidrive ODE-
3 is bedoeld om het gebruik van zeer efficiënte PM motoren in eenvoudige toepassingen mogelijk te maken. Motoren met zowel
interne- als oppervlakkige rotormagneten worden ondersteund.
Gebruik is toegestaan met motoren die aan de volgende criteria voldoen:
D e opgewekte motorspanning (back EMF) van de motor is > = 1 V/Hz.
o LET OP Aansturing van motoren met < 1 V/Hz opgewekte motorspanning kan mogelijk zijn met een gereduceerd snelheidsbereik.
M aximale motorfrequentie 360 Hz.
D e RMS waarde van de opgewekte motorspanning mag niet de netvoeding tijdens motorbedrijf overschrijden.
o Waarschuwing! Wanneer de piek waarde van de opgewekte motorspanningt hoger is dan 800 V kan de
frequentieregelaar permanent worden beschadigd!
Inbedrijfstellingsprocedure
Bij gebruik van motoren met permanente magneten zijn de stappen voor inbedrijfstelling als volgt:
V oer de opgewekte motorspanning (back EMF) van de motor bij nominale frequentie/snelheid in bij parameter P-07.
o Deze parameter moet niet worden ingesteld op de nominale motorspanning, maar op de werkelijke opgewekte spanning van
de motormagneten op de uitgangsklemmen van de frequentieregelaar.
o Het is soms nodig om deze informatie af te leiden van een spanningsconstante (Ke) i.c.m. de nominale motorsnelheid, bijv.
E en motor heeft een nominale snelheid van 2500 rpm. De opgewekte spanningsconstante Ke = 80 V/1000 rpm. P-07 =
(2500 * 80) / 1000 = 200 V.
U kunt de waarde ook bij de motorleverancier opvragen of door directe meting met een oscilloscoop.
V oer de nominale motorstroom in bij P-08.
o Te hoge stromen kunnen de motor permanent beschadigen, daarom moet deze parameter correct worden ingesteld om dit te
voorkomen.
o Daarnaast wordt de nominale motorstroom door de autotuningsfunctie gebruikt om de juiste inductantiewaarden te bepalen.
V oer de nominale motorfrequentie in bij P-09.
Voer optioneel het nominale motortoerental in bij P-10.
Activeer de toegang tot geavanceerde parameters door P-14 = P-37 + 100 (standaard: 201) in te stellen.
Selecteer het juiste motortype in P-51
o Voor PM-motoren P-51 = 2
o Voor BLDC-motoren P-51 = 3
o Voor LSPM-motoren P-51 = 5
www.invertekdrives.com
Versie 1.23 | Optidrive ODE-3 IP66 Outdoor handleiding | 37
6