Externe monitor
Een externe analoge monitor kan worden aangesloten op de externe-
monitorpoort van de computer. De computer ondersteunt VGA- en Super
VGA-videomodi. Om een monitor aan te sluiten voert u de volgende
stappen uit.
De functie Hervatten kan met een externe monitor worden gebruikt. Als u
deze functie activeert, bewaart de computer de gegevens zoals deze op
de externe monitor worden afgebeeld.
Schakel de computer uit.
1.
Sluit de monitor aan op de poort voor de externe monitor.
2.
Schakel de monitor in.
3.
Schakel de computer in.
4.
Als u de computer aanzet, wordt de monitor automatisch herkend en wordt
vastgesteld of het een kleuren- of monochrome monitor betreft.
In het programma Hardware Setup of TSETUP hebt u voor het
beeldscherm de keuze uit de opties Autom.geselecteerd/Auto-
Selected en Gelijktijdig/Simultaneous. Raadpleeg Hoofdstuk 1,
Inleiding, voor informatie over het starten van Hardware Setup of
Hoofdstuk 7,
TSETUP.
Als u in het programma Hardware Setup of TSETUP Gelijktijdig/
Simultaneous hebt geselecteerd voor het beeldscherm, zijn na het
inschakelen van de computer zowel de externe monitor als het interne
LCD-scherm actief. Hebt u Autom. geselecteerd/Auto-Selected
geactiveerd, dan is alleen de externe monitor actief.
Om de beeldscherminstellingen te wijzigen drukt u op Fn + F5. Als u de
monitor ontkoppelt alvorens de computer uit te schakelen, dient u op Fn +
F5 te drukken om over te schakelen naar het interne beeldscherm.
Raadpleeg Hoofdstuk 5,
van de beeldscherminstelling met sneltoetsen.
8-32 Optionele apparaten
Configuratie en
wachtwoordbeveiliging, voor details over
Het
toetsenbord, voor details over het wijzigen
Gebruikershandleiding