94
Configuratie
In het hierboven genoemde voorbeeld is voor
communicatiesysteem 1 een route ingesteld, die een verbinding
met communicatiesysteem 2 mogelijk maakt. Die route is toege-
wezen aan de bundel "C", de bundel "E" en de bundel "A". Als een
deelnemer die aan communicatiesysteem 1 is aangesloten een
deelnemer van het communicatiesysteem 2 bereiken wil, is de
volgorde van de toewijzing als volgt vastgelegd:
Om te beginnen wordt er een vrij kanaal in bundel "C" gezocht.
Als alle kabels van bundel "C" bezet zijn wordt geprobeerd om
een verbinding via bundel "E" te maken. Het
communicatiesysteem 3 leidt de verbinding door, als dat pas-
send geconfigureerd is (zie Nummering vanaf pagina 94).
Als de indirecte verbinding niet via het communicatiesysteem 3
opgebouwd wordt, wordt er een verbinding via bundel "A"
geprobeerd. Het daarvoor vereiste "netnummer" kan met de
route geconfigureerd worden.
Pas als ook de indirecte verbinding via de provider niet kan
worden opgebouwd, krijgt de deelnemer de bezettoon te
horen.
Opmerking: als een interne verbinding via een provider wordt
geschakeld, wordt de oproep met het externe telefoonnummer
van het oproepende communicatiesysteem gemeld.
Voor een route kan u een vrij te kiezen netnummer vastleggen
waarmee de route wordt toegewezen. Bovendien kan geconfigu-
reerd worden dat een deelnemer geautoriseerd is om een route te
gebruiken of dat het LCR voor een van de bundels wordt gebruikt
en onder welk gezichtspunt de evaluatie van kostendata moet
gebeuren (dienst-/privégesprekken, boekingsnummers).
Nummering
Een deelnemer kan een bepaalde route toewijzen door het expli-
ciet kiezen van een netnummer. Bij deze "open nummering" moet
een deelnemer telkens via dit netnummer en deze aansluiting een
telefoonnummer kiezen om een deelnemer op een ander commu-
nicatiesysteem te bereiken.
Netwerken van communicatiesystemen