het menu PBX Configuratie: Aansluitingen: VoIP-toestel-
len. In het registratie-antwoord worden ook de Keep alive-
tijdsduur, het poortnummer voor de telefonie-signalisatie
(8101) en de waarde van de te gebruiken TOS-byte doorgege-
ven.
6. De VoIP-systeemtelefoon bouwt een tweede TCP-verbinding op
met het signalisatie-poortnummer 8101, en verstuurt daarover
een aanmelding, net als bij een U
7. Wordt nu een gesprek opgebouwd, dan worden er bijkomende
verbindingen met het IP-protocol RTP ("Realtime Transport Pro-
tocol") voor gespreksgegevens opgebouwd. Voor gesprekken
tussen twee VoIP-systeemtelefoons wordt daarbij een poort-
nummer, groter dan 8200 gebruikt. Voor de overdracht naar
een mediagateway-kaart wordt een poortnummer in het gebied
1024-1087 gebruikt.
Indien u een VoIP-systeemtelefoon wilt gebruiken via een gerou-
teerde IP-verbinding (bijvoorbeeld VPN of RAS), dan kan het
nodig blijken, een externe DHCP-server passend te configureren.
Denk er om, dat de keuze van een codec en de Keep alive-tijds-
duur bij RAS-verbindingen correct moeten worden ingesteld. Dit
kan door het selecteren van het vooraf ingestelde profiel RAS in
het menu PBX Configuratie: Aansluitingen: VoIP-toestellen
voor de VoIP-systeemtelefoon. De via TFTP aangeboden bedrijfs-
software moet passen bij het apparaattype en het type van het
communicatiesysteem. Mogelijk moet u voor een extern opge-
stelde VoIP-systeemtelefoon een BOOTP-, DHCP- en TFTP-server
installeren.
Het hierna volgende screenshot geeft een werkende configuratie
met de op de draadloze routers vaak gebruikte Linux-software
"dnsmasq".
VoIP-systeemtelefoons
-systeemtelefoon.
pn
Voice over IP (VoIP)
83