• Acute of chronische duizeligheid;
• Audiometrisch air-bone gap gelijk aan of groter dan
15 dB bij 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz;
• Zichtbaar bewijs van significante cerumenopeenhoping
of een vreemd voorwerp in de gehoorgang;
• Pijn of vervelend gevoel in het oor;
• Afwijkend uiterlijk van het trommelvlies en de
gehoorgang zoals:
• Ontsteking van de externe gehoorgang
• Geperforeerd trommelvlies
• Andere afwijkingen waarvan de audicien denkt dat
ze medisch zorgelijk zijn.
De audicien kan beslissen dat doorverwijzen niet
toepasselijk is of het beste voor de patiënt kiezen indien
het volgende van toepassing is:
• Wanneer er voldoende bewijs is dat de aandoening
volledig is onderzocht door een medisch specialist en
een beschikbare behandeling wordt geleverd.
• De aandoening niet significant is verslechterd of
veranderd sinds het vorige onderzoek en/of de vorige
behandeling.
78