6
x
Parameterinstellingen
6.11 Exit-toets: Speciale modus
Parameter
Emissiemeting
Tijdelijk beperkt warmteverzoek ter controle van de branderinstellingen (zie hfst. 3.5.1).
Manueel
Het interne verwarmingscircuit wordt constant op een instelbare aanvoertemperatuur geregeld
(zie hfst. 3.5.2).
STB-test
Uitvoering van een STB-test. Het warmteverzoek is actief zolang de Exit-toets ingedrurkt blijft.
De ingestelde temperatuur voor het afregelen (parameter [T-WP max]) wordt tijdens de STB-test
genegeerd (zie hfst. 3.5.3).
Res Emission Mon
: Weergave en resetten van een storing door overschrijding van de maximaal toegestane
rookgastemperatuur
Weergave en resetten van een actuele fout van de verwarming.
FA failure
Als "----" wordt aangegeven, is er geen fout aanwezig (zie hfst. 7.3).
Protocol
Weergave van het foutenrapport. Hier worden de opgeslagen foutmeldingen van de verwarming
en van de aangesloten databus-apparaten met datum en foutcode telkens als menuvermelding
weergegeven. Door selectie van de vermelding met de draaiknop wordt dan alle verdere infor-
matie over de geselecteerde foutmelding weergegeven:
- Datum en tijd waarop de fout is opgetreden
- Foutcode (zie hfst. 7.3)
- Plaatsindicatie (apparaat) van de herkende fout
- Buscode van het apparaat dat de fout heeft veroorzaakt
Bij speciale fouten moet het warmteverzoek teruggenomen worden. Dat gebeurt door activering
van de bedrijfsmodus [Standby].
Er zijn echter voorwaarden waaronder de regeling een reset van de fout niet accepteert.
Delete message
Door deze parameter op „Aan" te zetten en kort op de draaiknop te drukken worden alle vermel-
dingen van het foutenrapport incl. de fouten van aangesloten databus-apparaten gewist.
RoCon B1/U1 Reset Zet alle parameterinstellingen terug op fabrieksinstellingen. Noodzakelijk bij software-updates.
Vervolgens een algehele herconfiguratie noodzakelijk.
Parameter Reset
Zet alle klantspecifieke parameterinstellingen terug op fabrieksinstellingen.
Timeprog Reset
Zet alle permanente tijdprogramma´s terug op fabrieksinstellingen (zie tab. 3-9).
Terug
Deze parameter dient slechts voor het verlaten van de speciale modus.
Tab. 6-15 Parameters op het niveau Speciale modus
6.12 Parameterniveau "Basisconfiguratie"
Dit parameternummer verschijnt alleen:
– bij eerste inbedrijfstelling als bij de vraag "Use Standard Con-
fig" als antwoord "Nee" is geselecteerd of
Parameter
Boiler Function
Instelling van de systeemfunctionaliteit van het apparaat in het RoCon-systeem (fabrieksinstel-
lingen niet veranderen).
De standaardwaarde van deze parameter is "Single" en geldt dus voor een Daikin verwarming
in autarkische bouwwijze.
Bij de instelling van de waarden "Slave 1" t/m "Slave 8" werkt de Daikin verwarming als vermar-
mingsmodule en verwacht bij het verzoek een optionele cascaderegelaar.
De interne warmwaterbereiding kan bij de werking als verwarmingsmodule niet verder worden
gebruikt.
Unmixed Circ Config Instellingen van de verwarmingscircuitcode voor het directe verwarmingscircuit van de Daikin
verwarming. De verwarmingscircuitcode moet in het gehele RoCon-systeem uniek zijn. Er mag
geen overlapping met de verwarmingscircuitcodes van optionele mengercircuits zijn (parameter
[HC Assignment], zie tab. 6-17).
BUS ID HS
De instelling mag alleen worden veranderd als er meer dan 1 verwarming in het RoCon-systeem
wordt geïntegreerd. Verschillende met de verwarmingsinstallatie verbonden warmtegeneratoren
moeten als speciale toepassing worden gezien. Eventueel contact opnemen met de servicevak-
man van Daikin.
Time Master
Activering van een time master voor het gehele systeem. De time master synchroniseert alle re-
gelaars in het RoCon-systeem met de aan de time master ingestelde tijd en datum. Bij alle an-
dere bedieningselementen in het systeem is de invoer van de tijd en van de datum dan niet meer
mogelijk. Er mag slechts één time master in het systeem zijn. De parameter staat niet ter be-
schikking als aan een andere regelaar in het RoCon-systeem de parameter time master geacti-
veerd is.
System Config
De systeemconfiguratie van het apparaat, bestaand uit sensorconfiguratie en databusconfigura-
tie, kan met deze parameter gewist, geactiveerd of gedeactiveerd worden. Als bij de eerste start
van het apparaat de vraag naar de gebruikte standaardconfiguratie met „Ja" wordt beantwoord,
worden de bij de basisuitvoering van de verwarming passende instellingen automatisch geacti-
veerd (zie hfst. 6.2.1, tab. 6-1).
Tab. 6-16 Parameters van de Basisconfiguratie
Gebruiksaanwijzing
48
Beschrijving
– nadat op draaischakelaarstand "Configuratie"
"Inbedrijfneming" de parameter [System Config] op "Inactief"
of "Wissen" werd gezet.
Beschrijving
Toegang
Instelbereik
Fabrieksin-
Min / Max
stelling
BE
HF
E
E
Uit
Uit
Basislast
Vollast
E
E
20 - 80 °C
50 °C
N
E
Uit
Uit
Aan
N
E
Uit
Uit
Aan
E
E
-
-
E
E
-
-
N
E
Uit
Uit
Aan
N
E
Uit
Uit
Aan
N
E
Uit
Uit
Aan
E
E
Uit
Uit
Aan
E
E
-
-
Toegang
Instelbereik
Fabrieksin-
Min / Max
stelling
BE
HF
E
E
Single
Single
(N)*
(Master)*
Slave 1
...
Slave 8
E
E
Uit,
0
0 - 15
E
E
0 - 7
0
S
E
Uit
Aan
Aan
S
E
Inactief,
Inactief
Actief,
Wissen
008.1543999_00 – 03/2017 – NL
Stap-
pen-
grootte
-
1 °C
-
-
-
-
-
-
-
-
-
, niveau
Stap-
pen-
grootte
-
1
1
-
-
Daikin RoCon
Daikin Regeling