4
x
Eerste inbedrijfstelling
Kenteken / functie
Terminalkennung
Eenduidige nummering van een be-
dieningselement RoCon B1 of
EHS157034, van waar uit een ver-
warming en / of een mengermodule
in het RoCon-systeem op afstand be-
diend kan worden.
Voor tot 10 bedieningselementen in
het RoCon-systeem kan de autori-
satie voor afstandsbediening ge-
geven worden. Als een afstandsbe-
diening in het RoCon-systeem mo-
gelijk moet zijn, moet een bedie-
ningselement het kenteken "0"
toegewezen krijgen.
Apparaatidentificatie
Eenduidige nummering van een
warmtegenerator of mengermodule
in het RoCon-systeem.
Tot 16 apparaatnummers kunnen
toegewezen worden.
Deze apparaatnummers worden bij
een [Bus - Scan] herkend en worden
weergegeven om een op afstand be-
diend apparaat te identificeren.
Tab. 4-1 Functionele kentekens in het RoCon-systeem
1)
Maximaal 8 warmtegeneratoren kunnen in het RoCon-systeem via de CAN-gegevensbus verbonden zijn. Verschillende met de verwarmingsinstallatie verbonden
warmtegeneratoren moeten als speciale toepassing worden gezien. Eventueel contact opnemen met de servicevakman van Daikin.
Als er meerdere bedieningselementen in het RoCon-systeem
van een verwarmingsinstallatie verbonden zijn, zijn nog verdere
parameterinstellingen relevant om te bepalen met welke machti-
gingen afzonderlijke functies en parameters met het betreffende
bedieningselement ingesteld kunnen worden.
Bij het kamerstation EHS157034
– Parameter [RoCon U1 Pos]:
– Met de instelling = "Living Room" kan de via het inge-
stelde verwarmingscircuitkenteken een bepaald verwar-
mingscircuit beïnvloed worden.
– Met de instelling = "Mengkraan" kunnen alle instellingen
voor het via het ingesteld verwarmingscircuitkenteken
bepaalde mengercircuit uitgevoerd worden.
– Parameter [Master-RoCon]:
Als het kenteken van het verwarmingscircuit voor het directe
verwarmingscircuit van een Daikin verwarming is ingesteld,
kan door de instelling = "Aan" de Master-RoCon-functie geac-
tiveerd worden. Zo kunnen naast het verwarmingscircuitfunc-
ties ook de warmwaterfuncties van de Daikin verwarming met
dit kamerstation worden bediend.
De activering van de Master-RoCon-functie is beschikbaar
voor verwarmingsinstallaties die alleen uit een Daikin verwar-
ming (zonder uitbreiding van het verwarmingscircuit) en een
kamerstation bestaan en vooral met het kamerstation moeten
worden bediend (neem de informatie hierna in acht).
Gebruiksaanwijzing
30
Systeemcomponenten
Daikin verwarming
(RoCon BE1)
Kamerstation EHS157034
afhankelijk van het in-
van het verwaringscir-
cuit en de actuele be-
Daikin verwarming
(RoCon BE1)
Mengermodule
EHS157068
Parameter
[Terminaladress]
Fabrieksinstelling = Uit
Zie tab. 6-1
Waarde zou op "0" ingesteld moeten
worden, als ten minste 1 mengermodule in
het RoCon-systeem aangesloten is en de
mengercircuit vanuit de warmtegenerator
moet kunnen worden bediend.
[Terminaladress]
Fabrieksinstelling = Uit
Zie tab. 6-1 of
Waarde moet op een in het RoCon-sy-
tab. 6-17
steem eenduidige numerieke waarde inge-
-
steld worden, als er met het kamerstation
systeemcomponenten met een geldig ap-
gestelde kenteken
paraatkenteken op afstand bediend
moeten kunnen worden.
dieningsmodus
[BUS ID HS]
Identiek aan kentekening warmtegene-
Zie tab. 6-16
rator.
Waarde mag niet gelijk zijn aan het ken-
teken van het verwarmingscircuit van een
mengermodule in het RoCon-systeem.
[HC Assignment]
Identiek aan kenteken verwarmingscircuit.
Zie tab. 6-17
Waarde mag niet gelijk zijn aan het ken-
teken van het verwarmingscircuit van een
Daikin verwarming in het RoCon-systeem.
Waarde moet gelijk zijn aan de instelling
van de adresschakelaar (afbeelding 4-2).
Bij geactiveerde Master-RoCon-functie wordt met
het kamerstation de bedrijfsmodus van de verwar-
ming ingesteld en wordt deze op het display weer-
gegeven.
Instellingen op het kamerstation worden op de warmtegene-
rator overgedragen, maar niet omgekeerd. Het kamerstation
heeft voorrang.
Als er bijv. aan het kamerstation de bedrijfsmodus [Zomer] is
ingesteld en later aan het bedieningselement van de Daikin
verwarming de bedrijfsmodus [Verwarmen] wordt ingesteld,
wordt er geen verzoek van het verwarmingscircuit aange-
maakt, omdat het directe verwarmingscircuit, waaraan het
kamerstation via het kenteken van het verwarmingscircuit
toegewezen is, zich nog altijd in de bedrijfsmodus [Zomer]
bevindt. De verandering van de bedrijfsmodus moet daarom
op het kamerstation doorgevoerd worden.
Bij verwarmingsinstallaties met uitbreidingen van het verwar-
mingscircuit raden we aan om de Master-RoCon-functie niet
te activeren (instelling = "Uit") en in plaats daarvan de termi-
nalfunctie te gebruiken.
Opmerkingen
Daikin RoCon
Daikin Regeling
008.1543999_00 – 03/2017 – NL