3 .7 Alarmen
Alarmmeldingen kunt u niet uitschakelen omdat ze
worden afgegeven in een situatie waarin directe actie
nodig is.
Ze worden getoond in de vorm van pop-upmelding
boven aan het display. De kleur van een alarmmelding
is rood en het gerelateerde venster wordt tegelijkertijd
gemarkeerd.
In de volgende paragrafen worden de beschikbare
alarmmeldingen in de Galileo 3 beschreven.
WAARSCHUWING
• In de modus Dieptemeter staan alle alarmmeldingen uit,
met uitzondering van de melding bij een lege batterij en
flesreserve.
• Wanneer de Galileo 3 in de stille modus staat, zijn alle
akoestische alarmmeldingen gedempt.
3 .7 .1
Opstijgsnelheid
Als u tijdens de duik opstijgt, neemt de omgevingsdruk
af. Stijgt u te snel op, dan kan deze drukdaling leiden
tot de vorming van microbellen. Als u te langzaam
opstijgt, kan het betekenen dat vanwege de blijvende
blootstelling aan een hoge omgevingsdruk sommige of
alle weefsels stikstof opnemen. Met het oog hierop is
er een ideale opstijgsnelheid vastgesteld die langzaam
genoeg is om de vorming van microbellen tot een
minimum te beperken, maar snel genoeg om het effect
van de doorgaande opname van stikstof in de weefsels
te minimaliseren.
Op diepte kan het lichaam een drukverlaging zonder al
te grote vorming van microbellen beter verdragen dan
in ondieper water: de belangrijkste factor is namelijk
niet de drukdaling zelf, maar de verhouding waarin de
drukdaling tot de omgevingsdruk staat. Dat betekent
dat de ideale opstijgsnelheid in diep water hoger is dan
in ondiep water.
De ideale opstijgsnelheid van de Galileo 3 is dan ook
variabel: de waarden variëren van 3 m tot en met
10 meter/minuut (10 en 33 ft/min). De waarden per
diepte staan vermeld in onderstaand overzicht.
DIEPTE
m
0
2,5
6
12
18
23
31
35
39
44
50
120
Wanneer de opstijgsnelheid meer dan 110% van
de ideale waarde is, wordt het venster met de
opstijgsnelheid geel.
68
OPSTIJGSNELHEID
ft
m/min
ft/min
0
3
8
5,5
20
7
40
7,7
60
8,2
75
8,6
101
8,9
115
9,1
128
9,4
144
9,6
164
9,8
394
10
Is de opstijgsnelheid 140% van de toegestane waarde,
dan wordt het alarm TE SNELLE OPSTIJGING!
(ASCENT TOO FAST) geactiveerd en kleurt het venster
van de opstijgsnelheid rood.
De Galileo 3 geeft ook een alarmsignaal af wanneer
de opstijgsnelheid hoger is dan 110%: naarmate de
opstijgsnelheid hoger ligt dan de ideale waarde, is het
signaal luider.
In het geval van een te snelle opstijging kan de
Galileo 3, zelfs tijdens een duik binnen de nultijd, een
decompressiestop aangeven vanwege het risico van
microbellen.
Als u vanaf grote diepte langzaam opstijgt, kan dit
betekenen dat er meer stikstof in de weefsels wordt
opgenomen, waardoor de decompressiestops en de
totale opstijgtijd langer worden. In ondieper water kan
een langzame opstijging de duur van de decompressie
juist verkorten.
Uitzonderlijke opstijgsnelheden gedurende langere tijd
10
worden in het logboek opgenomen.
18
23
25
De ideale opstijgsnelheid mag nooit worden overschreden.
27
Doet u dat wel, dan kan dit leiden tot microbellen in het
28
slagaderlijke bloed met mogelijk ernstig letsel of de dood tot
29
gevolg. Het alarm houdt aan zolang de opstijgsnelheid 110%
30
of meer van de ideale opstijgsnelheid bedraagt.
31
32
33
33
WAARSCHUWING
GEBRUIKERSHANDLEIDING GALILEO 3