U hebt verschillende sensors, transducers of antennes nodig voor het registreren van de gegevens die worden
weergegeven in de grafieken. Raadpleeg de Technische handleiding voor Garmin NMEA 2000-producten op de
product-cd voor informatie over het aansluiten van de kaartplotter of randapparatuur met gebruik van een NMEA
2000-netwerk.
Een grafiek instellen
U kunt de schaal en de duur voor elke grafiek instellen. De duur verwijst naar het tijdinterval in de grafiek en
de schaal verwijst naar het bereik van de gemeten gegevens in de grafiek, inclusief specifieke maximum- en
minimumwaarden.
informatie
1. Selecteer
2. Selecteer een type grafiek (Windsnelheid, Windhoek, Temperatuur, Atmosferische druk of Diepte).
3. Selecteer grafiekinstellingen.
4. Voer een actie uit:
Duur
• Selecteer eerst
• Selecteer Schaal. Selecteer Omhoog,
optimale minimum- en maximumwaarden voor het bereik in op basis van de omgevingsomstandig heden. Als
de kaartplotter nieuwe informatie over de omgevingsomstandigheden ontvangt, wordt de schaal automatisch
aangepast.
reset schaal
• Selecteer
bereik in te stellen, op basis van de omgevingsomstandigheden.
Windsnelheidgegevens
De windsnelheidgrafiek weergeven
De kaartplotter moet zijn aangesloten op de hieronder vermelde randapparatuur om de gegevens te kunnen
registreren die worden weergegeven in de windsnelheidgrafiek.
Windsnelheid Beschrijving
Schijnbare
Hiermee worden gegevens over de
wind
windsnelheid weergegeven op basis van de
luchtstroom die wordt gemeten terwijl een
boot in beweging is.
Ware wind
Hiermee worden gegevens over de
windsnelheid weergegeven op basis van
de luchtstroom die wordt gemeten op een
stationaire boot. De meest nauwkeurige
gegevens krijgt u als de instelling Bron
windsnelheid op Auto wordt gezet
Grondwind
Hiermee worden gegevens over de
windsnelheid weergegeven op basis van de
luchtstroom die wordt gemeten aan wal.
1. Selecteer
informatie
2. Selecteer het type windsnelheidgegevens dat in de grafiek moet worden opgenomen (Schijnbare wind, Ware
wind of grondwind).
GPSMAP
6000/7000-serie - gebruikershandleiding
®
grafieken
>
in het startscherm.
Omhoog
en vervolgens
Omlaag
om de kaartplotter toe te staan de optimale minimum- en maximumwaarden voor het
>
grafieken
>
Windsnelheid
Omlaag
of
om de duur in te stellen.
of Auto. Als u Auto selecteert, stelt de kaartplotter de
Vereiste sensors
Een windsensor.
Een windsensor en een snelheidsensor; of
een windsensor en een GPS-antenne.
(pagina
59).
Een windsensor, een sensor voor de
watersnelheid, een koerssensor en een GPS-
antenne; of een windsensor en een GPS-
antenne; of een windsensor, een sensor voor
de watersnelheid en een koerssensor.
in het startscherm.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens
49