Samenvatting van Inhoud voor Garmin GPSMAP 6000 Series
Pagina 1
GPSMAP serie 6000/7000- ® gebruikershandleiding...
Pagina 2
Garmin te hebben verkregen. Garmin verleent hierbij toestemming voor het downloaden naar een harde schijf of ander elektronisch opslagmedium van een enkele kopie van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding voor het bekijken en afdrukken van een enkele kopie van deze handleiding of van elke revisie van deze handleiding, mits deze elektronische of afgedrukte kopie van deze handleiding de volledige tekst van deze copyrightbepaling bevat en gesteld dat onrechtmatige commerciële verspreiding van deze...
Inleiding Inleiding WAARSCHUWING Lees de gids Belangrijke veiligheids- en productinformatie in de verpakking voor productwaarschuwingen en andere belangrijke informatie. In deze handleiding vindt u informatie over de volgende producten: • GPSMAP 6008 ® • GPSMAP 6208 • GPSMAP 6012 •...
Navigatie met een kaartplotter......Inkomende noodoproepen......Waypoints ............Noodoproepen (man-over-boord) Routes ............. uitvoeren via een marifoon ......111 Sporen ............. Noodoproepen (man-over-boord) Navigeren met een Garmin-stuurautomaat ..uitvoeren vanaf de kaartplotter ....111 Positie bijhouden ..........111 Waarheen? ..........42 Persoonlijke standaardoproepen ....Watersportdiensten als bestemming ....
Pagina 5
Appendix ..........Specificaties ..........Het aanraakscherm van de GPSMAP 7000-serie kalibreren ........Schermafbeeldingen........GPS-satellietlocaties weergeven ....Systeeminformatie ......... NMEA 0183 en NMEA 2000 ......Productregistratie .......... Contact opnemen met Garmin ...... Conformiteitverklaring........Softwarelicentieovereenkomst....... Index ............121 GPSMAP 6000/7000-serie - gebruikershandleiding ®...
Wanneer de kaartplotter satellietsignalen ontvangt, worden de signaalsterktebalken boven aan het startscherm groen . Wanneer de kaartplotter het satellietsignaal verliest, verdwijnen de groene balken en knippert er een vraagteken op het bootpictogram op het kaartscherm. Bezoek de Garmin-website op www.garmin.com/aboutGPS voor meer informatie over GPS. De schermverlichting aanpassen 1.
Als u lege geheugenkaarten plaatst, kunt u gegevens, zoals bijvoorbeeld waypoints, routes en sporen, overbrengen naar een andere, compatibele Garmin-kaartplotter of een computer (pagina 69).
(pagina 21). • Echolood: hiermee kunt u echoloodinformatie instellen en ontvangen (alleen beschikbaar als de kaartplotter is aangesloten op een Garmin-echoloodmodule) (pagina 99). • Combinatie: hiermee stelt u het scherm zodanig in dat u een kaart, echolood, radar en video tegelijk op het...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Weergave van kaarten en 3D-kaarten Alle kaartplotters uit de GPSMAP 6000/7000-serie hebben een basisbeeldkaart van de hele wereld. De kaartplotters uit de GPSMAP 6208-, 6212-, 7212- en 7215-serie hebben ingebouwde, gedetailleerde BlueChart g2-cartografie voor de Amerikaanse wateren. De onderstaande weergaven van kaarten en 3D-kaarten zijn beschikbaar op de kaartplotter.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Kaartsymbolen Op BlueChart g2- en BlueChart g2 Vision-kaarten worden kenmerken conform de Amerikaanse en internationale normen met grafische symbolen aangegeven. Hieronder staan enkele van de algemene symbolen die u kunt tegenkomen. Pictogram Beschrijving Pictogram Beschrijving Pictogram Beschrijving Stromingenstation...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten De navigatie- of viskaart verschuiven U kunt van uw huidige locatie naar andere gebieden op de navigatie- of viskaart verschuiven. OpMErKiNg: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1. Selecteer in het startscherm Kaarten. 2.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Informatie over locaties en objecten op een kaart weergeven Op de navigatiekaart of de viskaart kunt u informatie over een locatie of een object bekijken. OpMErKiNg: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Informatie van het getijdenstation weergeven Informatie van het getijdenstation wordt met een pictogram op de kaart weergegeven. U kunt een uitgebreide grafiek voor een getijdenstation weergeven die u helpt het getijde voor verschillende tijdstippen of dagen te voorspellen (pagina 46).
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Weergave van de navigatiekaart De oriëntatie van de kaart wijzigen U kunt het perspectief van de kaart op de navigatiekaart of viskaart instellen. OpMErKiNg: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten De koerslijn weergeven en configureren De koerslijn is de lijn op de kaart die loopt vanaf de boeg van het jacht en geeft de vaarrrichting aan. U kunt de weergave van de koerslijn voor de navigatiekaart en de viskaart instellen. OpMErKiNg: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten De arcering van de diepte instellen U kunt de weergave van de arcering van de diepte op de navigatiekaart aanpassen. OpMErKiNg: de viskaart staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1. Selecteer in het startscherm Kaarten >...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Watersportdiensten weergeven Selecteer in het startscherm Kaarten > Navigatiekaart > Menu (MENU) > Kaartinstelling > Servicepunten > Aan. Kompasroos weergeven en configureren Op de navigatiekaart of de viskaart kunt u een kompasroos rond uw boot weergeven en daarmee de kompasrichting aangeven.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten AIS-doel Gevaarlijk AIS-doel AIS-doel volgen Dichtstbijzijnde punt en Gevaarlijk tijd voor benadering van AIS-doel gevaarlijk object kwijt AIS-doel kwijt AIS-doelen volgen op de navigatiekaart Symbolen van AIS-doelen Symbool Beschrijving AIS-schip. Het schip geeft AIS-informatie. De richting waarin het driehoekje wijst, geeft de richting aan waarin het AIS-schip vaart.
Pagina 22
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Wanneer er door een geactiveerd AIS-doel informatie over de koers over de grond, de voorliggende koers of de richting van de koerswijziging wordt aangeleverd, wordt de geprojecteerde koers van het object berekend op basis van de informatie over de koers over de grond en de richting van de koerswijziging. De richting waarin het object draait, die eveneens is gebaseerd op de informatie over de richting van de koerswijziging, wordt aangegeven door de richting van de pijlpunt aan het einde van de koerslijn.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten • Selecteer Weergavebereik om de afstand vanaf uw locatie tot aan AIS-schepen aan te geven. Selecteer een afstand. • Selecteer MArpA > Toon om alle schepen die met een MARPA-tag zijn gelabeld, weer te geven. •...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 4. Met Tijd tot stelt u een waarschuwing in voor wanneer AIS of MARPA vaststelt dat een vaartuig of object de veilige zone binnen het vooraf ingestelde tijdinterval (van 1 tot 24 minuten) zal doorkruisen. 5.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten 3D-perspectief 3D-perspectief biedt een panoramisch beeld van bovenaf en van achter uw boot (in overeenstemming met uw koers) en dient als visueel navigatiekenmerk. Deze weergave is nuttig voor het navigeren rond verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en komt van pas bij het binnenvaren en verlaten van onbekende havens of ankerplaatsen. Kaarten >...
Pagina 26
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Weergave 3D-perspectiefkaart Afstandcirkels weergeven Met behulp van de afstandcirkels kunt u de afstanden in 3D-perspectief of Roergangerbeeld 3D bekijken. OpMErKiNg: de kaart Roergangerbeeld 3D staat op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision. 1. Selecteer in het startscherm Kaarten. 2.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Radaroverlay Wanneer u uw kaartplotter aansluit op een optionele maritieme radar van Garmin, kunt u de radaroverlay gebruiken om radargegevens te projecteren op de navigatiekaart of de viskaart (pagina 83). BlueChart g2 Vision Met een optionele, voorgeprogrammeerde gegevenskaart voor BlueChart g2 Vision kunt u alle functies van de kaartplotter gebruiken.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Roergangerbeeld 3D Een gegevenskaart van BlueChart g2 Vision biedt een driedimensionaal roergangerbeeld, een gedetailleerd, driedimensionaal beeld van boven achter uw boot (in overeenstemming met uw koers) dat kan worden gebruikt als een visueel navigatiekenmerk. Deze weergave komt van pas bij het navigeren rond verraderlijke ondiepten, riffen, bruggen of kanalen en bij het binnenvaren en verlaten van onbekende havens of ankerplaatsen.
Pagina 29
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Gevarenkleuren weergeven of verbergen 1. Selecteer in het startscherm Kaarten > roergangerbeeld 3D > Menu (MENU) > Kaartweergave > gevarenkleur. 2. Voer een actie uit: • Selecteer om ondiep water en land met behulp van een kleurenschaal weer te geven. Blauw geeft diep water aan, geel betekent ondiep water en rood staat voor zeer ondiep water.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Visoog 3D Aan de hand van de dieptecontouren van de BlueChart g2 Vision-kaarten geeft Visoog 3D een onderwaterweergave van de bodem van de zee of het meer. Zwevende doelen, zoals vissen, worden aangeduid met rode, groene en gele bollen. Rood verwijst hierbij naar de grootste objecten en groen naar de kleinste objecten.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Viskaart Gebruik de viskaart voor een gedetailleerde weergave van de bodemcontouren en dieptepeilingen op de kaart. Viskaart Navigatiekaart De viskaart maakt gebruik van gedetailleerde bathymetrische gegevens op een voorgeprogrammeerde gegevenskaart van BlueChart g2 Vision en is de meest geschikte kaart voor diepzeevissen. Weergave van de viskaart Waypoints gebruiken Zie “Waypoints”...
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Foto-overlapping uit Foto-overlapping alleen voor land Fotokaart op 50% Fotokaart op 100% Luchtfoto’s van oriëntatiepunten weergeven Om luchtfoto’s op de navigatiekaart te kunnen bekijken moet de instelling Fotopunten zijn ingeschakeld (pagina 13). Voorgeprogrammeerde gegevenskaarten van BlueChart g2 Vision bevatten luchtfoto’s van een groot aantal oriëntatiepunten, jachthavens en havens.
Weergave van kaarten en 3D-kaarten Bewegende indicaties voor getijden en stromingen U kunt op de navigatiekaart of viskaart animaties voor getijdenstation en stromingsrichting weergeven, mits die informatie over het getijdenstation en de stromingsrichting op de voorgeladen kaart of in de BlueChart g2 Vision- regio staat.
Combinaties Combinaties Het combinatiescherm In het combinatiescherm kunt u meerdere schermen tegelijk weergeven. Het aantal beschikbare opties voor het combinatiescherm is afhankelijk van de optionele netwerktoestellen die u op uw kaartplotter hebt aangesloten en van het feit of u een optionele BlueChart g2 Vision-gegevenskaart gebruikt. In de GPSMAP 6000-serie kunt u maximaal drie schermen combineren en in de GPSMAP 7000-serie zelfs vier.
Combinaties Combinatiescherm 1 Combinatiescherm 2 Gegevensbalk 5. Selecteer gereed. Een gegevensveld toevoegen In het combinatiescherm van de GPSMAP 6000-serie kunnen maximaal zes gegevensvelden worden weergegeven. In de GPSMAP 7000-serie kunnen acht velden worden weergegeven. 1. Selecteer de optie Combinaties in het startscherm. 2.
Combinaties Een gegevensveld bewerken 1. Selecteer de optie Combinaties in het startscherm. 2. Selecteer een combinatie. 3. Selecteer een gegevensveld. 4. Selecteer het type gegevens dat in het veld wordt weergegeven. Afhankelijk van de kaartplotter en de netwerkconfiguratie kunnen de beschikbare opties variëren. Instrumentgegevens weergeven U kunt motor- of brandstofmeters weergeven in een combinatiescherm.
Combinaties Volledige schermweergave gebruiken U kunt de inhoud van elk combinatiescherm weergeven op het volledige kaartplotterscherm. OpMErKiNg: als u een toestel uit de GPSMAP 6000-serie gebruikt, moet het combinatiescherm zich in het focusscherm bevinden voordat het kan worden weergegeven op het volledige kaartplotterscherm. Combinaties 1.
Navigatie Navigatie Elementaire navigatievragen Vraag Antwoord Hoe kan ik ervoor zorgen dat de kaartplotter mij in Navigeren met Ga naar. Zie “Een directe koers de richting wijst waarin ik wil gaan (peiling)? instellen en volgen met behulp van Ga naar” (pagina 33).
Pagina 39
Navigatie • Selecteer Buitengaatsdiensten om een lijst met jachthavens en andere nuttige buitengaatse punten in de nabijheid op naam weer te geven (pagina 42). • Selecteer Zoek op naam om op naam te zoeken naar waypoints, routes, sporen en nuttige buitengaatse punten (pagina 43).
Navigatie Waypoints U kunt maximaal 5000 waypoints opslaan met een door de gebruiker gedefinieerd(e) naam, symbool, diepte, watertemperatuur en opmerking voor elk waypoint. Uw huidige positie als waypoint markeren Markeer (MArK). Selecteer in het startscherm de optie Een waypoint op een andere positie maken 1.
Navigatie Een opgeslagen waypoint verplaatsen 1. Selecteer in het startscherm informatie > gebruikersgegevens > Waypoints. 2. Selecteer een waypoint. Herzie > Verplaatsen. 3. Selecteer 4. Geef een nieuwe locatie voor het waypoint aan: • Selecteer gebruik kaart als u het waypoint wilt verplaatsen terwijl u een kaart bekijkt. Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop als u een nieuwe positie op de kaart wilt selecteren.
Pagina 42
Navigatie Bestemming geselecteerd Navigeren naar route naar. 4. Selecteer > 5. Geef de positie aan waar u de laatste koerswijziging in de richting van uw bestemming wilt uitvoeren: • Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop om de laatste koerswijziging te selecteren met de cursor •...
Navigatie Een route maken en opslaan Met deze procedure worden de route en alle hierin opgenomen waypoints opgeslagen. informatie gebruikersgegevens routes Nieuwe route. 1. Selecteer in het startscherm > > > 2. Selecteer het beginpunt van de route. • Selecteer gebruik kaart.
Navigatie Bestemming Koerswijziging Beginpunt 8. Selecteer gereed. Een lijst met opgeslagen routes weergeven Selecteer in het startscherm informatie > gebruikersgegevens > routes. Een opgeslagen route bewerken U kunt de naam van een route wijzigen of de koerswijzigingen in een route aanpassen. 1.
Navigatie 4. Voer een actie uit: • Selecteer Volgende om langs de route te navigeren in de omgeving van het beginpunt dat is gebruikt bij het maken van de route. • Selecteer Terug om langs de route te navigeren in de omgeving van het bestemmingspunt dat is gebruikt bij het maken van de route.
Navigatie Het actieve spoor opslaan Het spoor dat momenteel wordt geregistreerd, wordt het actieve spoor genoemd. informatie gebruikersgegevens Tracks Opslag actieve track. 1. Selecteer in het startscherm > > > 2. Voer een actie uit: • Selecteer de tijd waarop het huidige spoor is begonnen of Middernacht, indien weergegeven. •...
Navigeren met een Garmin-stuurautomaat Bij elk type navigatie (Ga naar, Route naar, Begeleid naar of Volg track) geldt dat wanneer u bent verbonden met een compatibele Garmin-stuurautomaat (zoals de GHP 10), u wordt gevraagd of u de stuurautomaat wilt inschakelen.
Waarheen? Waarheen? Gebruik de optie Waarheen? in het startscherm om te zoeken en navigeren naar brandstofleveranciers, reparatiewerkplaatsen en andere services in de omgeving, maar ook naar waypoints en routes die u hebt gemaakt. Watersportdiensten als bestemming OpMErKiNg: deze functie is niet in alle regio’s beschikbaar. De kaartplotter bevat informatie over duizenden bestemmingen waar watersportdiensten worden aangeboden.
Waarheen? Stoppen met navigeren Selecteer in het startscherm Waarheen? > Stop navigatie. Naar een bestemming zoeken en navigeren LET OP De functie Autobegeleiding van de BlueChart g2 Vision-gegevenskaart is gebaseerd op elektronische kaartinformatie. De gegevens garanderen niet dat de route obstakelvrij en voldoende diep is. Vergelijk de koers met alle visuele waarnemingen en vermijd land, ondiep water en andere obstakels die u kunt tegenkomen.
Waarheen? 5. Selecteer Correctie. 6. Geef de gewenste afstand op: • Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop of het numerieke toetsenblok. • Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord. 7. Selecteer gereed. 8. Geef aan hoe u langs de route wilt navigeren: •...
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Almanak-, omgevings- en bootgegevens Op het informatiescherm kunt u informatie aflezen over getijden, stromingen, zon- en maanstanden, meters en video. U kunt ook direct vanaf de navigatiekaart informatie selecteren over getijden, stromingen en over de zon en de maan voor een specifiek station.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Informatie over stromingen OpMErKiNg: informatie over stromingenstations is beschikbaar via een BlueChart g2 Vision-kaart. Het scherm Stromingen verschaft informatie over een stromingenstation voor een specifieke datum en tijd, zoals de actuele snelheid en het niveau. Standaard toont de kaartplotter informatie voor het laatst weergegeven stromingenstation en de huidige datum en tijd.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Zon- en maanstanden Het scherm Zon en maan bevat informatie over zon op- en ondergang, maan op- en ondergang, de maanfase en een benadering van de positie van de zon en de maan. Standaard geeft de kaartplotter informatie over de zon- en maanstanden van de actuele dag en tijd weer.
U hebt verschillende sensors, transducers of antennes nodig voor het registreren van de gegevens die worden weergegeven in de grafieken. Raadpleeg de Technische handleiding voor Garmin NMEA 2000-producten op de product-cd voor informatie over het aansluiten van de kaartplotter of randapparatuur met gebruik van een NMEA 2000-netwerk.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Windhoekgegevens De windhoekgrafiek weergeven De kaartplotter moet zijn aangesloten op de hieronder vermelde randapparatuur om de gegevens te kunnen registreren die worden weergegeven in de windsnelheidgrafiek. Windhoek Beschrijving Vereiste sensors Schijnbare Hiermee worden gegevens over de Een windsensor.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Dieptegegevens De dieptegrafiek weergeven De kaartplotter moet zijn aangesloten op een transducer die de diepte kan meten om de gegevens te kunnen vastleggen die worden weergegeven in de dieptegrafiek. informatie grafieken Diepte Selecteer > > in het startscherm. Als u de alarmen voor diep en ondiep water hebt ingeschakeld en ingesteld (pagina 106), verwijzen de rode...
Almanak-, omgevings- en bootgegevens 4. Selecteer de gewenste meterbeperking (Schaalminimum, Schaalmaximum, Vastgesteld minimum Vastgesteld maximum). 5. Selecteer Aan. 6. Voer de meterbeperking in: • Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop. • Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord. 7. Herhaal stap 4 tot en met 6 om meer metergrenzen in te stellen. Alarmen voor motor- en brandstofmeterstatus activeren Als u de alarmen voor de meterstatus hebt geactiveerd en de motor een waarschuwing verzendt via het NMEA 2000-netwerk, wordt een alarmbericht voor de meterstatus weergegeven.
Brandstofmeters weergeven Om brandstofinformatie te kunnen zien, moet uw kaartplotter zijn aangesloten op een externe brandstofsensor, zoals de Garmin GFS ™ 1. Selecteer informatie > Motoren in het startscherm. 2. Navigeer van de motormeterschermen naar het brandstofmeterscherm: •...
Pagina 60
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Meteralarmen activeren en aanpassen Zie “Alarmen voor motor- en brandstofmeterstatus activeren” (pagina 52) en “Alarmen voor motor- en brandstofmeterstatus aanpassen” (pagina 52). Brandstofmetermetingen synchroniseren met het brandstofniveau 1. Selecteer informatie > Motoren > Menu (MENU) in het startscherm. 2.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Video weergeven De kaartplotter kan videobeelden weergeven als u deze met de meegeleverde videokabel op een of meer videobronnen aansluit. Met een GPSMAP 7015 of 7215 kaartplotter kunnen tevens realtime gegevens van een computer worden weergegeven als de kaartplotter via de VGA-ingang op de computer is aangesloten (pagina Raadpleeg de installatie-instructies voor de GPSMAP 6000/7000-serie voor meer informatie.
Almanak-, omgevings- en bootgegevens Het VGA-scherm configureren Voordat u de VGA-weergavemodus kunt configureren op een GPSMAP 7015 of 7215-kaartplotter, moet u de videobron instellen op VGA-input (pagina 55). 1. Selecteer in het startscherm informatie > Video. 2. Tik op een willekeurige locatie op het scherm. Er wordt een scherm weergegeven.
Het toestel instellen Het toestel instellen Standaardvragen over het instellen van het toestel Vraag Antwoord Hoe kan ik de mate van detail op de kaart aanpassen? Zie “Zoomdetails van de kaart wijzigen” (pagina 11). Hoe kan ik de tijdzone-instelling wijzigen? Zie “De tijd configureren”...
Het toestel instellen De kaartplotter automatisch inschakelen instellen Systeem Schakel automatisch in Selecteer > > in het startscherm. Als u selecteert, wordt de kaartplotter automatisch ingeschakeld wanneer de spanning wordt ingeschakeld. aan-uitknop. Als u selecteert, moet u het toestel aanzetten met de OpMErKiNg: als bij de optie Schakel automatisch in de instelling Aan is geselecteerd en de kaartplotter aan-uitknop, en de spanning wordt uitgeschakeld en binnen twee minuten weer wordt uitgeschakeld met de...
Het toestel instellen Bronnen voor snelheidsgegevens instellen U kunt de bron bepalen van de snelheidsgegevens op basis waarvan de ware windsnelheid of het brandstofverbruik wordt berekend. De watersnelheid is de door een watersnelheidsensor gemeten snelheidmeting en de GPS-snelheid wordt berekend op basis van uw GPS-positie. 1.
Het toestel instellen Instelling voor afstand tot de kustlijn (automatische begeleiding) De instelling Afstand kustlijn geeft aan hoe dicht op de kust u de automatische begeleidingslijn wilt plaatsen. De automatische begeleidingslijn wordt mogelijk verplaatst als u deze instelling tijdens het navigeren wijzigt. De afstand ten opzichte van de kust instellen De beschikbare waarden voor de instelling Afstand kustlijn (Dichtstbijzijnd, Nabij, Normaal, Ver of Verst) zijn relatief, niet absoluut.
Het toestel instellen 9. Als u in stap 8 Verst Dichtstbijzijnd hebt gekozen, controleert u de plaatsing van de automatische begeleidingslijn. Bepaal of de lijn veilig om bekende obstakels heen gaat en of de route met koerswijzigingen een efficiënte route is. De automatische begeleidingslijn zorgt dat u ver bij obstakels in open water uit de buurt blijft, ook als u Afstand kustlijn instelt op Nabij of Dichtstbijzijnd.
Een aangepast eenhedensysteem maken Om informatie over diepte en temperatuur te kunnen weergeven, moet u NMEA-dieptegegevens van een echolood ontvangen of een Garmin-peilmodule gebruiken. U kunt individuele eenheden selecteren om een aangepast eenhedensysteem te maken voor weergave door de kaartplotter.
Pagina 69
Het toestel instellen Gegevensbalken 3D-perspectief met gegevensbalken De kruisgegevensbalk tonen De kruisgegevensbalk wordt weergegeven als u naar een bestemming navigeert. U kunt hier de GPS-snelheid, GPS- koers, diepte en GPS-positiegegevens aflezen. 1. Selecteer in het startscherm Kaarten. 2. Selecteer een kaartweergave of een driedimensionale weergave van een kaart. Menu (MENU) gegevensbalken Onder motor...
Het toestel instellen De navigatiegegevensbalk instellen Geef de navigatiegegevensbalk weer voordat u deze instelt (pagina 63). 1. Selecteer in het startscherm Kaarten. 2. Selecteer een kaartweergave of een driedimensionale weergave van een kaart. Menu (MENU) gegevensbalken Navigatie instellingen voor gegevensbalk. 3.
Het toestel instellen Behouden windsnelheid en de behouden waypointsnelheid op de gegevensbalken De kaartplotter schakelt automatisch over tussen weergave van de behouden windsnelheid en de behouden waypointsnelheid op de gegevensbalken. Behouden waypointsnelheid wordt onder de volgende omstandigheden weergegeven: • In het routedeelgedeelte van de navigatiebalk ziet u de behouden waypointsnelheid als u een route of een automatische begeleidingslijn volgt.
Als het bericht weer wordt weergegeven, stopt u de boot en controleert of u het wieltje met de sensor niet vastgelopen is. Als het wieltje zonder problemen draait, controleer dan de kabelverbindingen. Neem contact op met de productondersteuning van Garmin als de melding blijft verschijnen.
Het toestel instellen Alarmen Standaard zijn alle waarschuwingen uitgeschakeld. De alarmen werken alleen als de kaartplotter ingeschakeld is. Navigatiealarmen Een aankomstalarm instellen U kunt een alarm laten klinken wanneer u binnen een bepaalde afstand of tijd van een koerswijziging of bestemmingswaypoint arriveert.
Het toestel instellen Systeemalarmen De wekker instellen U kunt een alarm instellen met gebruik van de klok van het (GPS-) systeem. instellen Alarmen Systeem Wekker 1. Selecteer > > > > in het startscherm. 2. Voer de tijd in waarop het alarm afgaat: •...
Als de softwareversie ouder is dan 6.12.2, voert u als volgt een update uit naar de huidige versie: klik op > Controleer of er software-updates zijn of ga naar www.garmin.com. 1. Voer een actie uit: • Kopieer de gegevens van HomePort naar de voorbereide geheugenkaart (via een SD-kaartlezer die op de computer is aangesloten).
U kunt waypoint-, route- en koersgegevens overbrengen van één op het Garmin Marine Netwerk aangesloten kaartplotter naar alle andere op dit netwerk aangesloten kaartplotters. 1. Sluit de kaartplotter via de netwerkpoort aan de achterkant met een Garmin-netwerkkabel aan op een Garmin Marine Netwerk.
De back-upgegevens herstellen naar een kaartplotter 1. Plaats de geheugenkaart in een SD-kaartlezer die is aangesloten op de computer. 2. Kopieer een back-upbestand van de computer naar de map Garmin\UserData op de geheugenkaart. 3. Plaats de geheugenkaart in de SD-kaartuitsparing op de kaartplotter.
12° boven en onder de horizontale lijn vanuit het midden van de radar. Kijk niet direct in de radarbundel; de ogen zijn het gevoeligste deel van het lichaam. Wanneer u de kaartplotter aansluit op een optionele Garmin-radar, bijvoorbeeld een GMR 404/406 of ™...
Radar • De modus Buitengaats: deze modus is bedoeld voor open water en werkt het beste bij radarsignalen met een lang bereik. • De modus Dubbel bereik: geeft de radargegevens met een kort bereik en de radargegevens met een lang bereik naast elkaar weer.
Radar De modus Haven De modus Haven is de standaardradar voor binnenwateren bij de volgende typen radar: GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD en 1206 xHD. Deze modus werkt het beste bij radarsignalen met een kort bereik (2 zeemijlen of minder). OpMErKiNg: als u overschakelt van de modus Wachtpost naar de modus Haven, schakelt de radar over op fulltimetransmissie en worden eventuele bewakingszones uitgeschakeld.
Pagina 81
Radar De modus Dubbel bereik In de modus Dubbel bereik worden de radargegevens met een kort bereik en de radargegevens met een lang bereik met een van de volgende typen radar (GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD of 1206 xHD) naast elkaar weergegeven.
Pagina 82
Radar Getimed zenden inschakelen Selecteer in het startscherm radar > Wachtpost > Menu (MENU) > Stel wachtpost in > gepland zenden > Aan. De tijd voor standby en zenden instellen Voordat u de standbytijd en zendtijd kunt instellen, moet u eerst gepland zenden inschakelen (pagina 76).
Radar 3. De grootte van de bewakingszone aanpassen: Cirkel • Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop en de pijlen op het scherm en ). • Tik bij de GPSMAP 7000-serie op de hoek van de bewakingszone en sleep die hoek naar de gewenste locatie.
Pagina 84
Radar Een MARPA-tag aan een object toewijzen OpMErKiNg: om MARPA te kunnen gebruiken hebt u een koerssensor en een actief GPS-signaal nodig. De koerssensor moet het NMEA 2000-parametergroepsnummer (PGN) 127250 van de NMEA 0183 HDM- of HDG- uitvoertelegram opgegeven. 1. Selecteer in het startscherm radar. 2.
Pagina 85
Radar Radar richten stoppen 1. Selecteer in het startscherm radar. 2. Selecteer Onder motor, Haven of Buitengaats. 3. Voer een actie uit: • Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop om een gezocht object te selecteren. • Tik bij de GPSMAP 7000-serie op een gezocht object. 4.
Pagina 86
Radar VRM en EBL De VRM (variabele afstandsring) en de EBL (elektronische peillijn) meten de afstand en peiling van uw schip tot een doelobject. De VRM wordt op het radarscherm als een cirkel rond de huidige locatie van uw schip weergegeven en de EBL is een lijn die op de huidige locatie van uw schip begint en de VRM snijdt.
Radar Het bereik en de peiling tot een doelobject meten U moet de VRM en de EBL weergeven om ze te kunnen aanpassen (pagina 80). De VRM en de EBL die voor één modus zijn geconfigureerd, gelden ook voor alle andere radarmodi. 1.
Radar Naar een opgeslagen route op het radarscherm navigeren Om door een lijst met routes te kunnen bladeren en naar een van die routes te kunnen navigeren moet u minimaal één route hebben vastgelegd en opgeslagen (pagina 35). Er moeten navigatielijnen worden weergegeven om een route op het radarscherm te kunnen zien (pagina 94).
Radar 9. Selecteer in het startscherm radar. 10. Selecteer Onder motor, Haven, Buitengaats, Dubbel bereik of Wachtpost. De route is de magenta lijn met het beginpunt, de bestemming en de koerswijzigingen. 11. Controleer de koers die met een magenta lijn wordt aangegeven. 12.
Radar De radaroverlay weergeven Gegevens worden met de radaroverlay weergegeven op basis van de laatst gebruikte radarmodus. radar > radaroverlay. Selecteer in het startscherm Het radarbeeld wordt weergegeven in oranje en op de navigatiekaart geprojecteerd. In- en uitzoomen op de radaroverlay Als u zoomt terwijl u de kaart schuift, heeft dit alleen invloed op de zoomschaal van de kaart.
Radar Info over het bereik van radarsignalen Het bereik van het radarsignaal geeft de lengte van het impulssignaal aan dat door de radar wordt verzonden en ontvangen. Als het bereik groter wordt, zendt de radar langere pulsen uit om verre objecten te kunnen bereiken. Objecten die dichterbij zijn, zoals vooral regen en golven, weerkaatsen ook de langere pulsen en dat geeft ruis op het radarscherm.
Pagina 92
Radar Bij een radar van het type GMR 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD of 1206 xHD worden de laatste instellingen voor versterking en ruis die voor een radarmodus zijn opgegeven, automatisch toegepast op de radaroverlay. Als de versterking voor bijvoorbeeld de modus Haven wordt ingesteld op 50%, wordt de versterking voor de radaroverlay automatisch ingesteld op 50%.
Radar 3. Voer een actie uit: • Selecteer Menu (MENU) > Versterking voor de modus Onder motor, Haven, Buitengaats of Wachtpost. • Configureer de instelling voor het korte-bereikscherm in de modus Dubbel bereik. Selecteer > Menu (MENU) > Versterking voor de GPSMAP 6000-serie. Selecteer Links >...
Pagina 94
Radar 3. Voer een actie uit: • Selecteer Menu (MENU) > Versterking voor de modus Onder motor, Haven, Buitengaats of Wachtpost. • Configureer de instelling voor het korte-bereikscherm in de modus Dubbel bereik. Selecteer > Menu (MENU) > Versterking voor de GPSMAP 6000-serie. Selecteer Links >...
Pagina 95
Radar 3. Voer een actie uit: • Selecteer Menu (MENU) > ruisonderdrukking > Zeeclutter voor de modus Onder motor, Haven, Buitengaats of Wachtpost. • Configureer de instelling voor het korte-bereikscherm in de modus Dubbel bereik. Selecteer > Menu (MENU) > ruisonderdrukking >...
Pagina 96
Radar Regenruis op het radarscherm aanpassen U kunt de weergave aanpassen van ruis die door regen wordt veroorzaakt. Als u het radarbereik beperkt, wordt het effect van de regenruis op het scherm waarschijnlijk ook minder (pagina 72). Instelling Beschrijving Deze instelling bepaalt de weergave van grote, vage ruismassa’s op elke afstand die worden veroorzaakt door regen.
Radar Radarstoringruis op het radarscherm aanpassen U kunt de weergave verminderen van ruis die door storing van een andere radarbron in de buurt wordt veroorzaakt. De instelling Aan is de standaardinstelling voor de radarstoring. OpMErKiNg: het ligt aan het type radar dat u gebruikt, of de radarstoringinstelling die voor één radarmodus wordt geconfigureerd, wel of niet voor de andere radarmodi of de radaroverlay geldt (pagina 85).
Radar De gegevensbalk Navigatie op het radarscherm weergeven De navigatiebalk heeft de vorm van een rij boven aan het radarscherm. Op de navigatiebalk wordt allerlei informatie gegeven, zoals aankomst, afstand tot de bestemming, afwijking van de koers, peiling en volgende koerswijziging. 1.
Radar Ware wind of schijnbare wind voor de gegevensbalk Onder zeil instellen U kunt deze gegevensbalk alleen configureren als die balk wordt weergegeven (pagina 92). 1. Selecteer in het startscherm radar. 2. Selecteer de modus Onder motor, Haven of Buitengaats. Menu (MENU) radarinstelling gegevensbalken...
Pagina 100
Radar Het weergaveveld op het radarscherm verschuiven Naarmate uw snelheid hoger wordt, kunt u de huidige locatie automatisch naar de onderkant van het scherm laten verplaatsen. Voer voor de beste werking uw topsnelheid in. Deze instelling geldt voor elke radarmodus. Deze instelling geldt niet voor de radaroverlay.
Radar De afmeting van de radarantenne instellen U kunt voor een optimaal beeld de afmeting van de radarantenne opgeven. De melding “Radar moet worden geconfigureerd” wordt weergegeven zolang u geen afmeting voor de antenne hebt opgegeven. OpMErKiNg: u kunt de afmeting van de antenne alleen voor de volgende typen radar instellen: GMR 404, 406, 604 xHD, 606 xHD, 1204 xHD en 1206 xHD.
Radar Presentatie van het radaroverlaybeeld Versterking en ruis op de radaroverlay aanpassen Zie “Info over versterking en ruis” (pagina 85). De oriëntatie van het radaroverlaybeeld instellen Zie “De oriëntatie van de kaart wijzigen” (pagina 11). Gegevensbalken voor de radaroverlay instellen Zie “Instellingen voor de gegevensbalk”...
Pagina 103
Radar Andere schepen op de radaroverlay weergeven AIS werkt alleen als er een extern AIS-toestel en signalen van een actieve transponder van andere schepen worden gebruikt. U kunt instellen hoe andere schepen op de radaroverlay moeten worden weergegeven. De opgegeven instelling van het beeldbereik voor de radaroverlay geldt alleen voor de radaroverlay.
Pagina 104
Radar Peilingen van plaatselijke diepten weergeven en configureren Op de radaroverlay kunt u dieptepeilingen weergeven en een gevaarlijke diepte instellen. 1. Selecteer in het startscherm Kaarten > radaroverlay > Menu (MENU) > instellen > Kaartinstelling > punt peilingen > Aan. 2.
Als uw kaartplotter wordt aangesloten op een Garmin GSD 22/24/26-echoloodmodule en een transducer, kunt u uw toestel gebruiken als een echolood. De GSD 22/24/26 is verbonden met het Garmin Marine Network en deelt echoloodgegevens met elke op het netwerk aangesloten kaartplotter. De GSD 22 heeft iets andere functies en opties dan de GSD 24/26.
Echolood Transducerfrequenties Echoloodweergave Gesplitste frequentie Watertemperatuurlog Als u een transducer met temperatuurmeting gebruikt, geeft het temperatuurlog de metingen van de Echolood watertemperatuur weer afgezet tegen de tijd. U kunt het temperatuurlog weergeven door > Watertemperatuur te selecteren in het startscherm. Het bereik en de tijdschaal voor het temperatuurlog instellen 1.
Echolood Een waypoint maken in het echoloodscherm 1. Selecteer Echolood in het startscherm. 2. Selecteer een echoloodweergave. Menu Echolood pauzeren. 3. Selecteer > 4. Stel de locatie van het waypoint in aan de hand van het punt waarop de dieptelijn en de afstandslijn elkaar kruisen: •...
Echolood Het bereik en de versterking aanpassen met snelkoppelingen • Als u een toestel uit de GPSMAP 6000/7000-serie in combinatie met een GSD 22 of GSD 24/26 gebruikt, selecteer dan om het bereik aan te passen. • Als u een toestel uit de GPSMAP 6000-serie gebruikt in combinatie met een GSD 24/26 selecteer dan bij de echoloodweergave in een volledig scherm indien nodig de knop Select om tussen bereik en versterking heen...
Echolood Geavanceerde echoloodinstellingen configureren OpMErKiNg: deze functies zijn alleen beschikbaar op de GSD 24 en GSD 26. Voordat u Temperatuur bron kunt instellen moet u een GSD 26 hebben en meer dan één watertemperatuursensor of transducer met temperatuurmeting. Bij de GSD 24 en GSD 26 kunt u diverse echoloodweergaven en gegevensbroninstellingen configureren. Echolood 1.
Echolood Instellingen voor ruis en interferentie Met de instellingen voor ruisonderdrukking kunt u de interferentie en de hoeveelheid ruis op het echoloodscherm verminderen. Op de GSD 24 en GSD 26 kunt u de instellingen voor ruisonderdrukking voor elke frequentie afzonderlijk regelen. Oppervlakteruis weergeven U kunt instellen of het resultaat nabij het wateroppervlak op het echoloodscherm wordt weergegeven.
Echolood De A-scope tonen De A-scope is een verticale flitser aan de rechterzijde van het scherm die aan de hand van een schaal meteen het bereik ten opzichte van doelen aangeeft. 1. Selecteer Echolood in het startscherm. 2. Selecteer een echoloodweergave. 3.
Echolood • Selecteer Laag om de whiteline in te schakelen met de minst gevoelige instelling. Alleen de sterkste retoursignalen worden wit gemarkeerd. De rand markeren OpMErKiNg: deze functie is alleen beschikbaar op de GSD 24 en GSD 26. U kunt het sterkste signaal van de bodem markeren om de hardheid of zachtheid van het signaal te kunnen definiëren.
Echolood • Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord. 3. Selecteer OK. Het visalarm instellen OpMErKiNg: deze functie is alleen beschikbaar op de GSD 22. U kunt een alarm instellen dat afgaat wanneer de kaartplotter een zwevend doel met de opgegeven grootte detecteert. 1.
Echolood 1. Meet de kielcorrectie, gebaseerd op de locatie van de transducer: Transducer op de waterlijn • Als de transducer op de waterlijn is Een positief getal (+) verwijst geïnstalleerd, meet u de afstand tussen de naar de diepte onder aan locatie van de transducer en de kiel van de de kiel.
(pagina 111). Met de kaartplotter kunt u snel informatie over persoonlijke standaardoproepen instellen en verzenden naar uw Garmin- marifoon (pagina 114). Wanneer u een noodoproep voor een man-over-boord initieert vanaf uw marifoon, wordt op de kaartplotter het...
5. Selecteer gereed. Inkomende noodoproepen Als uw Garmin-kaartplotter en marifoon via NMEA 0183 of NMEA 2000 zijn verbonden, ontvangt u een waarschuwing van uw kaartplotter wanneer uw marifoon een DSC-noodoproep ontvangt. Als er positiegegevens zijn verzonden bij de noodoproep, wordt die informatie tegelijk met de oproep opgenomen en beschikbaar gesteld.
Garmin-kaartplotter en wordt u gevraagd naar het punt te navigeren waar de persoon van boord is gevallen. Als de stuurautomaat van Garmin is verbonden met het netwerk, vraagt uw kaartplotter u een Williamson’s- koerswijziging uit te voeren naar dit punt.
Digital Selective Calling (DSC) Informatie in een positiemelding bewerken 1. Selecteer in het startscherm informatie > DSC-lijst. 2. Selecteer een oproep met een positiemelding. Herzie > Wijzig. 3. Selecteer 4. Voer een actie uit: • Selecteer Naam. Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop om de naam van het schip in te voeren. Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord.
6. Selecteer een kleur voor de lijn van het spoor. Persoonlijke standaardoproepen Wanneer u de Garmin-kaarplotter aansluit op een met Garmin VHF NMEA 2000 compatibele marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen. Wanneer...
Garmin-marifoon. Een individuele routineoproep voor een AIS-doel Wanneer u de Garmin-kaarplotter aansluit op een met Garmin VHF NMEA 2000-compatibele marifoon, kunt u de interface van de kaartplotter gebruiken voor het uitvoeren van persoonlijke standaardoproepen naar een AIS-doel. Voordat u de oproep start, kunt u een ander DSC-kanaal selecteren dan het standaardkanaal (kanaal 72) (pagina 114).
GPSMAP 7012, 7212 63,5 cm (25 inch) GPSMAP 7015, 7215 43,2 cm (17 inch) - Lampen in dit product bevatten kwik en dienen te worden gerecycled of weggegooid volgens plaatselijke, provinciale of landelijke wet- en regelgeving. Ga voor meer informatie naar: www.garmin. com/aboutGarmin /environment/disposal.jsp. Voeding...
4. Tik op OK. Schermafbeeldingen OpMErKiNg: u hebt de optionele Garmin RF draadloze afstandsbediening nodig om schermafbeeldingen met een GPSMAP 7012, 7212, 7015 of 7515 te kunnen maken. U kunt van elk scherm dat op de kaartplotter wordt weergegeven, een afbeelding (BMP-bestand) maken en dat bestand vervolgens naar uw computer overzetten.
Garmin-kaartplotters. Als u met een kaartplotter uit de GPSMAP 6000/7000-serie verbinding maakt met een maritiem netwerk van Garmin Marine Netwerk, kunt u gegevens ontvangen van en delen met andere toestellen en kaartplotters die verbinding met dat maritiem netwerk kunnen maken.
0183-gegevens voor de meeste AIS-ontvangers. garmin • Selecteer voor ondersteuning van de in- of uitvoer van Garmin-gegevens als interface bij de Garmin-software. 4. Herhaal stap 3 voor het configureren van extra invoer- en uitvoerpoorten. GPSMAP 6000/7000-serie - gebruikershandleiding ®...
Appendix Decimale precisie instellen voor NMEA 0183-uitvoer U kunt het aantal cijfers achter de decimale komma instellen voor het overbrengen van NMEA-uitvoer. 1. Selecteer in het startscherm instellen > Communicatie > NMEA 0183-instelling > positiemiswijzing. 2. Selecteer Twee cijfers, Drie cijfers Vier cijfers.
Vul de onlineregistratie vandaag nog in zodat wij u beter kunnen helpen. Ga naar my.garmin.com. Bewaar uw originele aankoopbewijs of een fotokopie op een veilige plek. Contact opnemen met Garmin Neem contact op met de technische ondersteuning van Garmin als u tijdens het gebruik van de kaartplotter vragen hebt. Ga in de VS naar www.garmin.com/support of neem telefonisch contact op met Garmin USA via (913) 397.8200 of (800) 800.1020.