Bronnen voor snelheidsgegevens instellen
U kunt de bron bepalen van de snelheidsgegevens op basis waarvan de ware windsnelheid of het brandstofverbruik
wordt berekend. De watersnelheid is de door een watersnelheidsensor gemeten snelheidmeting en de GPS-snelheid
wordt berekend op basis van uw GPS-positie.
1. Selecteer
instellen
>
2. Voer een actie uit:
Wind
• Selecteer
en geef aan of de berekende windsnelheidsgegevens afkomstig zijn van een
watersnelheidsensor, gebaseerd zijn op de gpS-snelheid of of de kaartplotter automatisch een
snelheidsgegevensbron selecteert.
Brandstofverbruik
• Selecteer
wordt berekend, afkomstig zijn van een watersnelheidsensor of gebaseerd
zijn op de gpS-snelheid.
Configuraties van automatische begeleidingslijnen
U kunt de gegevens instellen die de kaartplotter gebruikt bij het berekenen van een automatische begeleidingslijn.
OpMErKiNg: Autobegeleiding is beschikbaar met een voorgeprogrammeerde BlueChart g2 Vision-
gegevenskaart.
Veilige waterdiepte en veilige obstakelhoogte
De instellingen voor veilige diepte en veilige hoogte bepalen de manier waarop de kaartplotter een
automatische begeleidingslijn berekent. Als de waterdiepte of de obstakelhoogte in een gebied niet bekend
is, wordt geen automatische begeleidingslijn berekend voor dat gebied. Als een gebied aan het begin of
einde van een automatische begeleidingslijn minder diep is dan de veilige waterdiepte of lager dan de veilige
obstakelhoogte, wordt geen automatische begeleidingslijn berekend voor dat gebied. De koers door deze
gebieden wordt op de kaart weergegeven als een grijze lijn. Er wordt een bericht weergegeven als uw boot een
van deze gebieden binnenvaart.
De veilige waterdiepte en de veilige obstakelhoogte instellen
instellen
1. Selecteer
>
2. Selecteer
Veilige diepte
gebruikt voor het berekenen van de automatische begeleidingslijn.
3. Geef de minimale veilige diepte op:
• Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop of het numerieke toetsenblok.
• Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord.
4. Selecteer gereed.
Veilige hoogte
5. Selecteer
waar uw boot nog veilig onderdoor kan varen.
6. Geef de minimale veilige hoogte op:
• Gebruik bij de GPSMAP 6000-serie de tuimelknop of het numerieke toetsenblok.
• Gebruik bij de GPSMAP 7000-serie het schermtoetsenbord.
7. Selecteer gereed.
GPSMAP
6000/7000-serie - gebruikershandleiding
®
Voorkeuren
>
Navigatie
en geef aan of de snelheidsgegevens op basis waarvan het brandstofverbruik
Voorkeuren
Navigatie
>
om de minimale diepte (de diepte onder de kaartdatum) in te stellen die de kaartplotter
om de minimale hoogte (de hoogte boven de kaartdatum) van een brug in te stellen
>
Snelheidsbronnen
in het startscherm.
LET OP
Autobegeleiding
>
in het startscherm.
Het toestel instellen
59