Starten van de Motors
Motortoerentalhendel (2) in richting
Contactsleutel in de startschakelaar (1) plaatsen en in stand
RUN zetten.
De graafmachine is met een diefstalbeveiliging voor-
zien. Wanneer de graafmachine met een verkeerde
sleutel wordt gestart, brandt de controlelamp sleutel
verwijderen (navolgende afbeelding/6) op de display-
en bedieningseenheid.
Indien zich metalen delen zoals bijv. sleutelring of andere sleutels aan de sleutelbos hangen kan dat
tot startproblemen leiden.
Als de machine met een rijzoemer (optioneel) is uitgerust, dan weerklinkt de rijzoemer bij het bedie-
nen van de rijhendel, voordat of terwijl de machine aan het rijden is.
Indien de vergrendeling van de bedieningshendel niet omhoog
staat brandt de waarschuwingslamp (5) geel, de motor kan niet wor-
den gestart.
De controlelamp voorgloeien (1) brandt kort. Na het uitgaan van de
controlelamp kan de motor worden gestart.
De controlelamp motoroliedruk (3) brandt en gaat uit, nadat de mo-
tor is aangesprongen.
De controlelamp lading (4) brandt en gaat uit, nadat de motor is
aangesprongen.
Branden de controlelampen in startschakelaarstand RUN niet, dan
sleutel eruit trekken en vakbekwaam personeel inlichten.
Als de controlelamp brandstofvoorraad (2) in het geel knippert, dan
bevindt er zich nog maar weinig brandstof in de tank. Graafmachine bijtanken (blz. 101).
Vergrendeling van de bedieningshendels heffen.
Startschakelaar in stand START draaien en houden, totdat de motor aanspringt; vervolgens startschakelaar
loslaten.
Linker bedieningsconsole neerlaten, totdat de vergrendeling van de bedieningshendels vastklikt.
Motor met middelhoog toerental laten warmdraaien, totdat de bedrijfstemperatuur is bereikt.
Nadat de motor de bedrijfstemperatuur heeft bereikt; het voor het werken vereiste motortoerental instellen:
Motortoerentalhendel in richting
70
schuiven.
trekken, tot het nodige toerental bereikt is.
1
6
Bedrijf
1
2
2
3
4
5
W9242-8244-4
07/2018