HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN CONTROLELAMPJES VAN DE MACHINE
de bedieningshendel naar achteren om de machine achter-
uit te laten rijden.
Heffen - Wanneer de heffunctie is geselecteerd, schakelt u
de activeringshendel in; wanneer u de bedieningshendel
naar achteren brengt, gaat het platform omhoog, en wan-
neer u de bedieningshendel naar voren brengt, gaat het plat-
form omlaag. De snelheid van alle ingeschakelde functies is
evenredig met de afstand die de bedieningshendel wordt
verplaatst.
Sturen - De met de duim bediende stuurschakelaar, boven
op de bedieningshendel, activeert de stuurwielen in de rich-
ting waarin de schakelaar wordt bewogen (links of rechts).
3-12
3. Stuurschakelaar - De stuurschakelaar is een duimschake-
laar die zich boven op de bedieningshendel bevindt. Wan-
neer de schakelaar rechts wordt ingedrukt, sturen de wielen
naar rechts. Wanneer de schakelaar links wordt ingedrukt,
sturen de wielen naar links.
4. Noodstopschakelaar - Een rode, paddestoelvormige nood-
stopschakelaar met twee standen voorziet het platformbe-
dieningsstation van stroom en schakelt in geval van nood
de stroom naar de bedieningselementen op het platform
uit. Wanneer de bedieningskeuzeschakelaar op Platform
staat, wordt de stroom ingeschakeld door de schakelaar uit
te trekken (aan), en uitgeschakeld door de schakelaar in te
duwen (uit).
– JLG Hoogwerker –
3122700