HOOFDSTUK 2 - VERANTWOORDELIJKHEID VAN GEBRUIKER, VOORBEREIDING EN INSPECTIE VAN MACHINE
9. Functiecontrole – Wanneer de inspectieronde is voltooid,
moet een functiecontrole van alle systemen worden uitge-
voerd op een plaats waar zich geen obstakels op of boven
de grond bevinden. Zie Hoofdstuk 4 voor specifieke bedie-
ningsinstructies.
WAARSCHUWING
ALS DE MACHINE NIET GOED WERKT, MOET DEZE ONMIDDELLIJK WORDEN UITGEZET!
MELD HET PROBLEEM AAN HET BETREFFENDE ONDERHOUDSPERSONEEL. BEDIEN DE
MACHINE PAS WANNEER HIJ HIERVOOR VEILIG IS VERKLAARD.
Functiecontrole
Voer de functiecontrole als volgt uit:
1. Vanaf de grondbedieningsconsole zonder lading op het
platform:
a. Controleer of alle beschermkappen die de schakelaars
of sloten beschermen zijn aangebracht.
b. Bedien alle functies om te verzekeren dat deze naar
behoren werken;
c. Overtuig u ervan dat alle machinefuncties uitgescha-
keld worden wanneer de noodstopknop wordt inge-
drukt.
d. Overtuig u ervan dat alle giekfuncties stoppen wanneer
de functieactiveringsschakelaar wordt losgelaten.
3122915
2. Vanaf de platformbedieningsconsole:
a. Verzeker u ervan dat de bedieningsconsole stevig op
b. Controleer of alle beschermkappen die de schakelaars
c. Bedien alle functies om te verzekeren dat deze naar
d. Overtuig u ervan dat alle machinefuncties uitgescha-
e. Controleer of alle machinefuncties stoppen wanneer de
3. Met het platform in de opbergstand:
a. Rijd de machine op een helling, niet hoger dan de
b. Controleer of de scheefstandindicator brandt om te
4. Zwenk de giek boven één van de achterbanden en verzeker
u ervan dat de rijrichtingsindicator brandt en dat de rijfunc-
tie alleen werkt als de schakelaar Opheffen rijrichting
gebruikt wordt.
– JLG Hoogwerker –
de juiste plaats vastzit.
of sloten beschermen zijn aangebracht.
behoren werken;
keld worden wanneer de noodstopknop wordt inge-
drukt.
voetschakelaar wordt losgelaten.
nominale hellingshoek, en stop om te controleren of de
remmen de machine tegenhouden.
verzekeren dat deze naar behoren werkt.
2-5