7. Als de motor is gestart, de contactsleutel terug
laten gaan naar de neutrale stand.
Schuif de gasbediening naar het gewenste
motortoerental. Bij maaien kunt u 3/4 tot vol gas
geven.
WAARSCHUWING!
Laat de motor nooit binnenshuis lopen,
in een gesloten of slecht geventileerde
ruimte. De uitlaatgassen van de motor
bevatten giftig koolmonoxyde.
Rijden met de zitmaaier
1. Los de handrem door het rempedaal in te
drukken.
2. Voor Rider 13 en Rider 13 Bio
Druk voorzichtig een van de pedalen in totdat de
gewenste snelheid is verkregen.
Bij vooruit rijden, druk pedaal (1) in of bij achter-
uit rijden, pedaal (2).
Voor Rider 11 en Rider 11 Bio
Ontkoppel de motor en schakel de gewenste
versnelling in.
Om de achteruitversnelling in te schakelen moet
de blokkeerknop worden ingedrukt.
• De versnellingen 1–4 worden gebruikt bij maaien.
• De versnellingen 4–5 worden gebruikt bij
transport.
Het starten kan plaatsvinden onafhankelijk van
welke versnelling is ingeschakeld.
BELANGRIJKE INFORMATIE
Het schakelen tussen de vooruit-
versnellingen mag niet plaatsvinden met de
machine in beweging.
De motor moet worden ontkoppeld bij
iedere schakelmanoeuvre.
Stop de machine voor het schakelen tussen
de voor- en achteruitversnelling, anders
kan de versnellingsbak schade oplopen.
Gebruik nooit geweld om een versnelling in
te schakelen. Als een versnelling niet direct
pakt laat dan het koppelingspedaal opko-
men en druk het weer in. Probeer daarna de
versnelling opnieuw in te schakelen.
16
– Nederlands
RIJDEN
Rider 13
2
Rider 13
Rider 11
STOP START
1
N